Al-An'am

Change Language
Change Surah
Change Recitation

Dutch: Fred Leemhuis

Play All
# Translation Ayah
1 Lof zij God die de hemelen en de aarde geschapen en de duisternis en het licht gemaakt heeft. Toch zeggen zij die ongelovig zijn dat hun Heer gelijken heeft. الْحَمْدُ لِلّهِ الَّذِي خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضَ وَجَعَلَ الظُّلُمَاتِ وَالنُّورَ ثُمَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ بِرَبِّهِم يَعْدِلُونَ
2 Hij is het die jullie uit klei geschapen en dan een termijn bepaald heeft. Een vastgestelde termijn is er bij Hem. Toch twijfelen jullie. هُوَ الَّذِي خَلَقَكُم مِّن طِينٍ ثُمَّ قَضَى أَجَلاً وَأَجَلٌ مُّسمًّى عِندَهُ ثُمَّ أَنتُمْ تَمْتَرُون
3 En Hij is God in de hemelen en op de aarde. Hij weet wat jullie geheim houden en wat jullie openbaar maken en Hij weet wat jullie ten uitvoer brengen. وَهُوَ اللّهُ فِي السَّمَاوَاتِ وَفِي الأَرْضِ يَعْلَمُ سِرَّكُمْ وَجَهرَكُمْ وَيَعْلَمُ مَا تَكْسِبُونَ
4 En er komt geen enkele van de tekenen van hun Heer tot hen of zij keren zich ervan af. وَمَا تَأْتِيهِم مِّنْ آيَةٍ مِّنْ آيَاتِ رَبِّهِمْ إِلاَّ كَانُواْ عَنْهَا مُعْرِضِينَ
5 Zij hebben immers de waarheid geloochend toen die tot hen kwam. Maar de mededelingen over dat, waarmee zij de spot dreven zullen tot hen komen. فَقَدْ كَذَّبُواْ بِالْحَقِّ لَمَّا جَاءهُمْ فَسَوْفَ يَأْتِيهِمْ أَنبَاء مَا كَانُواْ بِهِ يَسْتَهْزِئُونَ
6 Hebben zij niet gezien hoeveel generaties Wij al voor hun tijd vernietigd hebben aan wie Wij op de aarde zoveel macht gegeven hadden, als Wij aan jullie niet hebben gegeven? En Wij hadden de hemel in overvloed over hen laten regenen en Wij hadden rivieren onder hen door laten stromen. Maar toen vernietigden Wij hen om hun zonden en Wij lieten na hen een andere generatie ontstaan. أَلَمْ يَرَوْاْ كَمْ أَهْلَكْنَا مِن قَبْلِهِم مِّن قَرْنٍ مَّكَّنَّاهُمْ فِي الأَرْضِ مَا لَمْ نُمَكِّن لَّكُمْ وَأَرْسَلْنَا السَّمَاء عَلَيْهِم مِّدْرَارًا وَجَعَلْنَا الأَنْهَارَ تَجْرِي مِن تَحْتِهِمْ فَأَهْلَكْنَاهُم بِذُنُوبِهِمْ وَأَنْشَأْنَا مِن بَعْدِهِمْ قَرْنًا آخَرِينَ
7 Als Wij tot jou een boek in geschreven vorm hadden neergezonden en zij zouden dat dan met hun handen betasten, dan zouden zij die ongelovig zijn zeggen: "Dit is duidelijk slechts toverij." وَلَوْ نَزَّلْنَا عَلَيْكَ كِتَابًا فِي قِرْطَاسٍ فَلَمَسُوهُ بِأَيْدِيهِمْ لَقَالَ الَّذِينَ كَفَرُواْ إِنْ هَـذَا إِلاَّ سِحْرٌ مُّبِينٌ
8 En zij zouden zeggen: "Had dan niet een engel tot hem neergezonden kunnen worden?" Maar als Wij een engel zouden neerzenden, zou de beslissing zijn gevallen en dan zouden zij geen uitstel meer gekregen hebben. وَقَالُواْ لَوْلا أُنزِلَ عَلَيْهِ مَلَكٌ وَلَوْ أَنزَلْنَا مَلَكًا لَّقُضِيَ الأمْرُ ثُمَّ لاَ يُنظَرُونَ
9 En al hadden Wij hem een engel gemaakt dan hadden Wij hem toch als een man gemaakt; Wij hadden voor hen verhuld wat zijzelf verhullen. وَلَوْ جَعَلْنَاهُ مَلَكًا لَّجَعَلْنَاهُ رَجُلاً وَلَلَبَسْنَا عَلَيْهِم مَّا يَلْبِسُونَ
10 Er werd al voor jouw tijd met gezanten de spot gedreven, maar zij die hen belachelijk maakten werden door dat waarmee zij de spot dreven ingesloten. وَلَقَدِ اسْتُهْزِئَ بِرُسُلٍ مِّن قَبْلِكَ فَحَاقَ بِالَّذِينَ سَخِرُواْ مِنْهُم مَّا كَانُواْ بِهِ يَسْتَهْزِئُونَ
11 Zeg: "Reist op de aarde rond en kijkt hoe het einde was van de loochenaars." قُلْ سِيرُواْ فِي الأَرْضِ ثُمَّ انظُرُواْ كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُكَذِّبِين
12 Zeg: "Van wie is wat er in de hemelen en op de aarde is?" Zeg: "Van God." Hij heeft zichzelf barmhartigheid voorgeschreven. Hij zal jullie bijeenbrengen voor de opstandingsdag waaraan geen twijfel is. Zij die zichzelf verloren hebben geloven dus niet. * قُل لِّمَن مَّا فِي السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ قُل لِلّهِ كَتَبَ عَلَى نَفْسِهِ الرَّحْمَةَ لَيَجْمَعَنَّكُمْ إِلَى يَوْمِ الْقِيَامَةِ لاَ رَيْبَ فِيهِ الَّذِينَ خَسِرُواْ أَنفُسَهُمْ فَهُمْ لاَ يُؤْمِنُونَ
13 Van Hem is wat er in de nacht en op de dag rust. Hij is de horende, de wetende. وَلَهُ مَا سَكَنَ فِي اللَّيْلِ وَالنَّهَارِ وَهُوَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ
14 Zeg: "Zal ik mij iemand anders dan God als beschermer nemen? De grondlegger van de hemelen en de aarde, Hij die voedsel geeft maar niet wordt gevoed!" Zeg: "Mij is bevolen de eerste te zijn van hen die zich [aan God] overgeven"; jij moet niet bij de veelgodendienaars behoren. قُلْ أَغَيْرَ اللّهِ أَتَّخِذُ وَلِيًّا فَاطِرِ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَهُوَ يُطْعِمُ وَلاَ يُطْعَمُ قُلْ إِنِّيَ أُمِرْتُ أَنْ أَكُونَ أَوَّلَ مَنْ أَسْلَمَ وَلاَ تَكُونَنَّ مِنَ الْمُشْرِكَين
15 Zeg: "Ik vrees, als ik ongehoorzaam aan mijn Heer ben, de bestraffing op een geweldige dag." قُلْ إِنِّيَ أَخَافُ إِنْ عَصَيْتُ رَبِّي عَذَابَ يَوْمٍ عَظِيمٍ
16 Van wie het op die dag afgewend wordt, met hem heeft Hij erbarmen en dat is de duidelijke triomf. مَّن يُصْرَفْ عَنْهُ يَوْمَئِذٍ فَقَدْ رَحِمَهُ وَذَلِكَ الْفَوْزُ الْمُبِينُ
17 En als God je met tegenspoed treft dan is er niemand die dat kan wegnemen, behalve Hij. En als Hij je met iets goeds treft, Hij is almachtig. وَإِن يَمْسَسْكَ اللّهُ بِضُرٍّ فَلاَ كَاشِفَ لَهُ إِلاَّ هُوَ وَإِن يَمْسَسْكَ بِخَيْرٍ فَهُوَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدُيرٌ
18 En Hij is de beheerser die boven Zijn dienaren staat en Hij is de wijze, de welingelichte. وَهُوَ الْقَاهِرُ فَوْقَ عِبَادِهِ وَهُوَ الْحَكِيمُ الْخَبِيرُ
19 Zeg: "Wat geldt als het grootste getuigenis?" Zeg: "God is getuige tussen mij en jullie. Deze Koran is aan mij geopenbaard, opdat ik jullie en wie ermee bereikt wordt daarmee waarschuw. Willen jullie werkelijk getuigen dat er samen met God nog andere goden zijn?" Zeg: "Ik getuig het niet." Zeg: "Hij is slechts één god en ik heb niets te maken met de veelgodendienst die jullie bedrijven." قُلْ أَيُّ شَيْءٍ أَكْبَرُ شَهَادةً قُلِ اللّهِ شَهِيدٌ بِيْنِي وَبَيْنَكُمْ وَأُوحِيَ إِلَيَّ هَذَا الْقُرْآنُ لأُنذِرَكُم بِهِ وَمَن بَلَغَ أَئِنَّكُمْ لَتَشْهَدُونَ أَنَّ مَعَ اللّهِ آلِهَةً أُخْرَى قُل لاَّ أَشْهَدُ قُلْ إِنَّمَا هُوَ إِلَـهٌ وَاحِدٌ وَإِنَّنِي بَرِيءٌ مِّمَّا تُشْرِكُونَ
20 Zij aan wie Wij het boek gegeven hebben kennen hem zoals zij hun zonen kennen. Zij die zichzelf verloren hebben geloven dus niet. الَّذِينَ آتَيْنَاهُمُ الْكِتَابَ يَعْرِفُونَهُ كَمَا يَعْرِفُونَ أَبْنَاءهُمُ الَّذِينَ خَسِرُواْ أَنفُسَهُمْ فَهُمْ لاَ يُؤْمِنُونَ
21 En wie is er zondiger dan wie over God bedrog verzint of Zijn tekenen loochent? Het zal de onrechtplegers zeker niet welgaan. وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرَى عَلَى اللّهِ كَذِبًا أَوْ كَذَّبَ بِآيَاتِهِ إِنَّهُ لاَ يُفْلِحُ الظَّالِمُونَ
22 En op de dag waarop Wij hen allen verzamelen. Dan zullen Wij tot de aanhangers van het veelgodendom zeggen: "Waar zijn dan jullie [zogenaamd goddelijke] metgezellen waarvan jullie het bestaan beweerden?" وَيَوْمَ نَحْشُرُهُمْ جَمِيعًا ثُمَّ نَقُولُ لِلَّذِينَ أَشْرَكُواْ أَيْنَ شُرَكَآؤُكُمُ الَّذِينَ كُنتُمْ تَزْعُمُونَ
23 Hun beproeving zal dan slechts zijn dat zij zeggen: "Bij God, onze Heer, wij waren geen veelgodendienaars." ثُمَّ لَمْ تَكُن فِتْنَتُهُمْ إِلاَّ أَن قَالُواْ وَاللّهِ رَبِّنَا مَا كُنَّا مُشْرِكِينَ
24 Kijk hoe zij zichzelf voorliegen en hoe zij kwijt zijn wat zij verzonnen hebben. انظُرْ كَيْفَ كَذَبُواْ عَلَى أَنفُسِهِمْ وَضَلَّ عَنْهُم مَّا كَانُواْ يَفْتَرُونَ
25 Onder hen zijn er die naar jou luisteren, maar over wier harten Wij hoezen gelegd hebben, zodat zij het niet begrijpen en in hun oren hardhorendheid. En al zien zij elk teken, zij geloven er niet in. Zozeer, dat wanneer zij tot jou komen om met je te twisten, zij die ongelovig zijn zeggen: "Dit zijn slechts fabels van hen die er eertijds waren." وَمِنْهُم مَّن يَسْتَمِعُ إِلَيْكَ وَجَعَلْنَا عَلَى قُلُوبِهِمْ أَكِنَّةً أَن يَفْقَهُوهُ وَفِي آذَانِهِمْ وَقْرًا وَإِن يَرَوْاْ كُلَّ آيَةٍ لاَّ يُؤْمِنُواْ بِهَا حَتَّى إِذَا جَآؤُوكَ يُجَادِلُونَكَ يَقُولُ الَّذِينَ كَفَرُواْ إِنْ هَذَا إِلاَّ أَسَاطِيرُ الأَوَّلِينَ
26 En zij verbieden het en wenden zich ervan af. Maar zij vernietigen slechts zichzelf en zij beseffen het niet. وَهُمْ يَنْهَوْنَ عَنْهُ وَيَنْأَوْنَ عَنْهُ وَإِن يُهْلِكُونَ إِلاَّ أَنفُسَهُمْ وَمَا يَشْعُرُونَ
27 Kon je hen maar zien wanneer zij voor het vuur worden opgesteld en dan zeggen: "Ach werden we maar teruggebracht, dan zouden wij de tekenen van onze Heer niet loochenen en dan zouden wij bij de gelovigen behoren." وَلَوْ تَرَىَ إِذْ وُقِفُواْ عَلَى النَّارِ فَقَالُواْ يَا لَيْتَنَا نُرَدُّ وَلاَ نُكَذِّبَ بِآيَاتِ رَبِّنَا وَنَكُونَ مِنَ الْمُؤْمِنِينَ
28 Welnee, voor hen is wat zij vroeger verborgen hielden openlijk zichtbaar. Ook al werden zij teruggebracht dan zouden zij toch terugkeren naar wat hun verboden was. Zij zijn toch leugenaars. بَلْ بَدَا لَهُم مَّا كَانُواْ يُخْفُونَ مِن قَبْلُ وَلَوْ رُدُّواْ لَعَادُواْ لِمَا نُهُواْ عَنْهُ وَإِنَّهُمْ لَكَاذِبُونَ
29 En zij zeggen: "Er is alleen maar ons tegenwoordige leven en wij worden niet opgewekt." وَقَالُواْ إِنْ هِيَ إِلاَّ حَيَاتُنَا الدُّنْيَا وَمَا نَحْنُ بِمَبْعُوثِينَ
30 Kon je hen maar zien wanneer zij voor hun Heer worden opgesteld, hoe Hij zegt: "Is dit niet de waarheid?" Zij zeggen: "Ja zeker, bij onze Heer." Hij zegt: "Proeft dan de bestraffing ervoor dat jullie ongelovig waren." وَلَوْ تَرَى إِذْ وُقِفُواْ عَلَى رَبِّهِمْ قَالَ أَلَيْسَ هَذَا بِالْحَقِّ قَالُواْ بَلَى وَرَبِّنَا قَالَ فَذُوقُواْ العَذَابَ بِمَا كُنتُمْ تَكْفُرُونَ
31 Zij die de ontmoeting met God loochenen zijn verloren. Zozeer, dat wanneer het uur onverwachts tot hen komt, zij zeggen: "Wat hebben wij een spijt van wat wij [in ons leven] veronachtzaamd hebben" terwijl zij hun lasten op hun ruggen dragen. Is het niet slecht wat zij te torsen hebben? قَدْ خَسِرَ الَّذِينَ كَذَّبُواْ بِلِقَاء اللّهِ حَتَّى إِذَا جَاءتْهُمُ السَّاعَةُ بَغْتَةً قَالُواْ يَا حَسْرَتَنَا عَلَى مَا فَرَّطْنَا فِيهَا وَهُمْ يَحْمِلُونَ أَوْزَارَهُمْ عَلَى ظُهُورِهِمْ أَلاَ سَاء مَا يَزِرُونَ
32 Het tegenwoordige leven is slechts spel en tijdverdrijf, maar de laatste woning is voor hen die godvrezend zijn werkelijk beter. Hebben jullie dan geen verstand? وَمَا الْحَيَاةُ الدُّنْيَا إِلاَّ لَعِبٌ وَلَهْوٌ وَلَلدَّارُ الآخِرَةُ خَيْرٌ لِّلَّذِينَ يَتَّقُونَ أَفَلاَ تَعْقِلُونَ
33 Wij weten dat wat zij zeggen jou bedroeft; jou betichten zij niet van leugens, maar het zijn Gods tekenen die de onrechtplegers ontkennen. قَدْ نَعْلَمُ إِنَّهُ لَيَحْزُنُكَ الَّذِي يَقُولُونَ فَإِنَّهُمْ لاَ يُكَذِّبُونَكَ وَلَكِنَّ الظَّالِمِينَ بِآيَاتِ اللّهِ يَجْحَدُونَ
34 Al voor jouw tijd zijn er gezanten van leugens beticht geweest, maar de leugens waarvan men hen betichtte en het leed dat hun werd aangedaan verdroegen zij geduldig, totdat Onze hulp tot hen kwam. Er is niemand die Gods woorden veranderen kan; tot jou zijn immers al mededelingen over de gezondenen gekomen. وَلَقَدْ كُذِّبَتْ رُسُلٌ مِّن قَبْلِكَ فَصَبَرُواْ عَلَى مَا كُذِّبُواْ وَأُوذُواْ حَتَّى أَتَاهُمْ نَصْرُنَا وَلاَ مُبَدِّلَ لِكَلِمَاتِ اللّهِ وَلَقدْ جَاءكَ مِن نَّبَإِ الْمُرْسَلِينَ
35 En als hun afkerigheid voor jou te erg is en als jij dan in staat bent om een hol in de aarde of een ladder in de hemel te zoeken en hun dan een teken te brengen? Als God het had gewild, had Hij hen op het goede pad bijeengebracht. Wees dus niet een van de dwazen. * وَإِن كَانَ كَبُرَ عَلَيْكَ إِعْرَاضُهُمْ فَإِنِ اسْتَطَعْتَ أَن تَبْتَغِيَ نَفَقًا فِي الأَرْضِ أَوْ سُلَّمًا فِي السَّمَاء فَتَأْتِيَهُم بِآيَةٍ وَلَوْ شَاء اللّهُ لَجَمَعَهُمْ عَلَى الْهُدَى فَلاَ تَكُونَنَّ مِنَ الْجَاهِلِينَ
36 Alleen zij die horen kunnen gehoor geven. De doden zal God opwekken en dan zullen zij tot Hem worden teruggebracht. إِنَّمَا يَسْتَجِيبُ الَّذِينَ يَسْمَعُونَ وَالْمَوْتَى يَبْعَثُهُمُ اللّهُ ثُمَّ إِلَيْهِ يُرْجَعُونَ
37 En zij zeiden: "Had er dan geen teken van zijn Heer tot hem neergezonden kunnen worden?" Zeg: "God heeft de macht om een teken neer te zenden, maar de meesten van hen weten het niet" وَقَالُواْ لَوْلاَ نُزِّلَ عَلَيْهِ آيَةٌ مِّن رَّبِّهِ قُلْ إِنَّ اللّهَ قَادِرٌ عَلَى أَن يُنَزِّلٍ آيَةً وَلَـكِنَّ أَكْثَرَهُمْ لاَ يَعْلَمُونَ
38 Er is geen dier op de aarde en geen vogel die met zijn vleugels vliegt of zij behoren zoals jullie tot gemeenschappen. Wij hebben in het boek niets veronachtzaamd. Dan zullen zij tot hun Heer worden verzameld. وَمَا مِن دَآبَّةٍ فِي الأَرْضِ وَلاَ طَائِرٍ يَطِيرُ بِجَنَاحَيْهِ إِلاَّ أُمَمٌ أَمْثَالُكُم مَّا فَرَّطْنَا فِي الكِتَابِ مِن شَيْءٍ ثُمَّ إِلَى رَبِّهِمْ يُحْشَرُونَ
39 Zij die Onze tekenen loochenen zijn doof en stom in de duisternis. God brengt tot dwaling wie Hij wil en Hij brengt wie Hij wil op een juiste weg. وَالَّذِينَ كَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا صُمٌّ وَبُكْمٌ فِي الظُّلُمَاتِ مَن يَشَإِ اللّهُ يُضْلِلْهُ وَمَن يَشَأْ يَجْعَلْهُ عَلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ
40 Zeg: "Hoe lijkt het jullie? Als Gods bestraffing tot jullie komt of het uur tot jullie komt, zullen jullie dan anderen dan God aanroepen, als jullie gelijk hebben?" قُلْ أَرَأَيْتُكُم إِنْ أَتَاكُمْ عَذَابُ اللّهِ أَوْ أَتَتْكُمُ السَّاعَةُ أَغَيْرَ اللّهِ تَدْعُونَ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ
41 Welnee, Hem zullen jullie aanroepen. Hij zal dan dat waarom jullie tot Hem roepen wegnemen, als Hij het wil, en wat jullie als metgezellen [aan Hem] hebben toegevoegd zullen jullie vergeten. بَلْ إِيَّاهُ تَدْعُونَ فَيَكْشِفُ مَا تَدْعُونَ إِلَيْهِ إِنْ شَاء وَتَنسَوْنَ مَا تُشْرِكُونَ
42 Wij hebben tot gemeenschappen voor jouw tijd gezanten gezonden en hun tegenspoed en rampspoed opgelegd opdat zij zich misschien zouden vernederen. وَلَقَدْ أَرْسَلنَا إِلَى أُمَمٍ مِّن قَبْلِكَ فَأَخَذْنَاهُمْ بِالْبَأْسَاء وَالضَّرَّاء لَعَلَّهُمْ يَتَضَرَّعُونَ
43 Hadden zij zich dan niet, toen Ons geweld tot hen kwam, kunnen vernederen. Maar hun harten verhardden zich en de satan maakte wat zij deden aantrekkelijk voor hen. فَلَوْلا إِذْ جَاءهُمْ بَأْسُنَا تَضَرَّعُواْ وَلَـكِن قَسَتْ قُلُوبُهُمْ وَزَيَّنَ لَهُمُ الشَّيْطَانُ مَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ
44 En toen zij vergeten waren waartoe zij aangemaand waren, openden Wij voor hen de deuren tot alle dingen, totdat Wij hen, toen zij verheugd waren over wat hun gegeven was, onverwachts grepen; toen waren zij opeens in wanhoop terneergeslagen. فَلَمَّا نَسُواْ مَا ذُكِّرُواْ بِهِ فَتَحْنَا عَلَيْهِمْ أَبْوَابَ كُلِّ شَيْءٍ حَتَّى إِذَا فَرِحُواْ بِمَا أُوتُواْ أَخَذْنَاهُم بَغْتَةً فَإِذَا هُم مُّبْلِسُونَ
45 Zo werden de mensen die onrecht pleegden tot de laatste toe geveld; lof zij God, de Heer van de wereldbewoners. فَقُطِعَ دَابِرُ الْقَوْمِ الَّذِينَ ظَلَمُواْ وَالْحَمْدُ لِلّهِ رَبِّ الْعَالَمِينَ
46 Zeg: "Hoe zien jullie het? Als God jullie gehoor en jullie gezichtsvermogen wegneemt en jullie harten verzegelt, welke god is er dan, anders dan God, die het jullie terug kan geven?" Kijk, hoe Wij de tekenen afwisselen. Toch wenden zij zich af. قُلْ أَرَأَيْتُمْ إِنْ أَخَذَ اللّهُ سَمْعَكُمْ وَأَبْصَارَكُمْ وَخَتَمَ عَلَى قُلُوبِكُم مَّنْ إِلَـهٌ غَيْرُ اللّهِ يَأْتِيكُم بِهِ انظُرْ كَيْفَ نُصَرِّفُ الآيَاتِ ثُمَّ هُمْ يَصْدِفُونَ
47 Zeg: "Hoe lijkt het jullie? Als Gods bestraffing onverwachts tot jullie komt of in alle openheid, zullen dan anderen dan de mensen die onrecht plegen vernietigd worden?" قُلْ أَرَأَيْتَكُمْ إِنْ أَتَاكُمْ عَذَابُ اللّهِ بَغْتَةً أَوْ جَهْرَةً هَلْ يُهْلَكُ إِلاَّ الْقَوْمُ الظَّالِمُونَ
48 Wij zenden de gezondenen slechts als verkondigers van goed nieuws en als waarschuwers. En wie geloven en zich beteren, zij hebben niets te vrezen noch zullen zij bedroefd zijn. وَمَا نُرْسِلُ الْمُرْسَلِينَ إِلاَّ مُبَشِّرِينَ وَمُنذِرِينَ فَمَنْ آمَنَ وَأَصْلَحَ فَلاَ خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلاَ هُمْ يَحْزَنُونَ
49 Maar zij die Onze tekenen loochenen, hen treft de bestraffing voor het schandelijke dat zij deden. وَالَّذِينَ كَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا يَمَسُّهُمُ الْعَذَابُ بِمَا كَانُواْ يَفْسُقُونَ
50 Zeg: "Ik zeg niet tot jullie dat ik Gods schatkamers bezit en ook ken ik het verborgene niet, noch zeg ik tot jullie dat ik een engel ben. Ik volg slechts wat aan mij geopenbaard wordt. Zijn de blinde en de ziende gelijk? Denken jullie dan niet na?" قُل لاَّ أَقُولُ لَكُمْ عِندِي خَزَآئِنُ اللّهِ وَلا أَعْلَمُ الْغَيْبَ وَلا أَقُولُ لَكُمْ إِنِّي مَلَكٌ إِنْ أَتَّبِعُ إِلاَّ مَا يُوحَى إِلَيَّ قُلْ هَلْ يَسْتَوِي الأَعْمَى وَالْبَصِيرُ أَفَلاَ تَتَفَكَّرُونَ
51 En waarschuw daarmee hen die vrezen tot hun Heer verzameld te worden; voor hen is er buiten Hem geen helper en geen bemiddelaar, misschien zullen zij godvrezend worden. وَأَنذِرْ بِهِ الَّذِينَ يَخَافُونَ أَن يُحْشَرُواْ إِلَى رَبِّهِمْ لَيْسَ لَهُم مِّن دُونِهِ وَلِيٌّ وَلاَ شَفِيعٌ لَّعَلَّهُمْ يَتَّقُونَ
52 En jaag hen niet weg die hun Heer in de morgen en de avond aanroepen terwijl zij Zijn aangezicht zoeken. Jij hoeft geen enkele rekenschap van hen te vragen en zij hoeven geen enkele rekenschap van jou te vragen zodat jij hen zou wegjagen; dan zou jij tot de onrechtplegers behoren. وَلاَ تَطْرُدِ الَّذِينَ يَدْعُونَ رَبَّهُم بِالْغَدَاةِ وَالْعَشِيِّ يُرِيدُونَ وَجْهَهُ مَا عَلَيْكَ مِنْ حِسَابِهِم مِّن شَيْءٍ وَمَا مِنْ حِسَابِكَ عَلَيْهِم مِّن شَيْءٍ فَتَطْرُدَهُمْ فَتَكُونَ مِنَ الظَّالِمِينَ
53 Zo hebben Wij door sommigen anderen in verzoeking gebracht, zodat zij zouden zeggen: "Zijn zij het aan wie God uit ons midden een gunst moest bewijzen?" Weet God niet het best wie de dankbaren zijn? وَكَذَلِكَ فَتَنَّا بَعْضَهُم بِبَعْضٍ لِّيَقُولواْ أَهَـؤُلاء مَنَّ اللّهُ عَلَيْهِم مِّن بَيْنِنَا أَلَيْسَ اللّهُ بِأَعْلَمَ بِالشَّاكِرِينَ
54 En wanneer zij die in Onze tekenen geloven tot jou komen, zeg dan: "Vrede zij met jullie, jullie Heer heeft Zichzelf barmhartigheid voorgeschreven: als iemand van jullie uit onwetendheid het verkeerde doet en dan later berouw toont en het weer goedmaakt, dan is Hij vergevend en barmhartig." وَإِذَا جَاءكَ الَّذِينَ يُؤْمِنُونَ بِآيَاتِنَا فَقُلْ سَلاَمٌ عَلَيْكُمْ كَتَبَ رَبُّكُمْ عَلَى نَفْسِهِ الرَّحْمَةَ أَنَّهُ مَن عَمِلَ مِنكُمْ سُوءًا بِجَهَالَةٍ ثُمَّ تَابَ مِن بَعْدِهِ وَأَصْلَحَ فَأَنَّهُ غَفُورٌ رَّحِيمٌ
55 En zo zetten Wij de tekenen uiteen; ook opdat de weg van de boosdoeners duidelijk wordt. وَكَذَلِكَ نفَصِّلُ الآيَاتِ وَلِتَسْتَبِينَ سَبِيلُ الْمُجْرِمِينَ
56 Zeg: "Het is mij verboden hen die jullie in plaats van God aanroepen te dienen." Zeg: "Ik volg jullie neigingen niet; dan zou ik dwalen en niet tot hen behoren die op het goede pad gaan." قُلْ إِنِّي نُهِيتُ أَنْ أَعْبُدَ الَّذِينَ تَدْعُونَ مِن دُونِ اللّهِ قُل لاَّ أَتَّبِعُ أَهْوَاءكُمْ قَدْ ضَلَلْتُ إِذًا وَمَا أَنَاْ مِنَ الْمُهْتَدِينَ
57 Zeg: "Ik steun op een duidelijk bewijs van mijn Heer en jullie loochenen het. Ik heb geen macht over dat wat jullie zouden willen verhaasten. Het oordeel komt alleen God toe. Hij vertelt de waarheid en Hij is de beste van de beslissers." قُلْ إِنِّي عَلَى بَيِّنَةٍ مِّن رَّبِّي وَكَذَّبْتُم بِهِ مَا عِندِي مَا تَسْتَعْجِلُونَ بِهِ إِنِ الْحُكْمُ إِلاَّ لِلّهِ يَقُصُّ الْحَقَّ وَهُوَ خَيْرُ الْفَاصِلِينَ
58 Zeg: "Als ik macht had over dat wat jullie zouden willen verhaasten dan zou de beslissing tussen mij en jullie al zijn gevallen; God kent de onrechtplegers het best. * قُل لَّوْ أَنَّ عِندِي مَا تَسْتَعْجِلُونَ بِهِ لَقُضِيَ الأَمْرُ بَيْنِي وَبَيْنَكُمْ وَاللّهُ أَعْلَمُ بِالظَّالِمِينَ
59 Bij Hem zijn de sleutels van het verborgene, alleen Hij kent ze. Hij weet wat er op het vasteland en wat er in de zee is. Er valt geen blad of Hij weet het en er is geen zaadkorrel in het duister van de aarde, niets vochtigs en niets droogs of het staat in een duidelijk boek. وَعِندَهُ مَفَاتِحُ الْغَيْبِ لاَ يَعْلَمُهَا إِلاَّ هُوَ وَيَعْلَمُ مَا فِي الْبَرِّ وَالْبَحْرِ وَمَا تَسْقُطُ مِن وَرَقَةٍ إِلاَّ يَعْلَمُهَا وَلاَ حَبَّةٍ فِي ظُلُمَاتِ الأَرْضِ وَلاَ رَطْبٍ وَلاَ يَابِسٍ إِلاَّ فِي كِتَابٍ مُّبِينٍ
60 Hij is het die jullie 's nachts zal wegnemen en die weet wat jullie overdag begaan hebben. Dan wekt Hij jullie daarin op, opdat een vastgestelde termijn wordt voltooid. Dan is jullie terugkeer tot Hem. Hij zal jullie dan meedelen wat jullie aan het doen waren. وَهُوَ الَّذِي يَتَوَفَّاكُم بِاللَّيْلِ وَيَعْلَمُ مَا جَرَحْتُم بِالنَّهَارِ ثُمَّ يَبْعَثُكُمْ فِيهِ لِيُقْضَى أَجَلٌ مُّسَمًّى ثُمَّ إِلَيْهِ مَرْجِعُكُمْ ثُمَّ يُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ
61 En Hij is de beheerser die boven Zijn dienaren staat en Hij zendt bewaarders voor jullie, zodat, wanneer de dood tot een van jullie komt, Onze gezanten hem wegnemen; zij veronachtzamen niets. وَهُوَ الْقَاهِرُ فَوْقَ عِبَادِهِ وَيُرْسِلُ عَلَيْكُم حَفَظَةً حَتَّىَ إِذَا جَاء أَحَدَكُمُ الْمَوْتُ تَوَفَّتْهُ رُسُلُنَا وَهُمْ لاَ يُفَرِّطُونَ
62 Dan worden zij tot God hun ware beschermheer teruggebracht; komt Hem het oordeel niet toe? Hij is de snelste van hen die afrekenen." ثُمَّ رُدُّواْ إِلَى اللّهِ مَوْلاَهُمُ الْحَقِّ أَلاَ لَهُ الْحُكْمُ وَهُوَ أَسْرَعُ الْحَاسِبِينَ
63 Zeg: "Wie zal jullie uit de duisternis van het vasteland en de zee redden wanneer jullie in deemoed en in het verborgene tot Hem bidden: 'Als U ons hieruit redt dan behoren wij tot hen die dank betuigen.?" قُلْ مَن يُنَجِّيكُم مِّن ظُلُمَاتِ الْبَرِّ وَالْبَحْرِ تَدْعُونَهُ تَضَرُّعاً وَخُفْيَةً لَّئِنْ أَنجَانَا مِنْ هَـذِهِ لَنَكُونَنَّ مِنَ الشَّاكِرِينَ
64 Zeg: "God zal jullie eruit redden en uit elke benardheid, maar toch blijven jullie veelgodendienaars." قُلِ اللّهُ يُنَجِّيكُم مِّنْهَا وَمِن كُلِّ كَرْبٍ ثُمَّ أَنتُمْ تُشْرِكُونَ
65 Zeg: "Hij is het die de macht heeft om van boven vandaan of van onder jullie voeten vandaan een bestraffing tot jullie te zenden of jullie in [verschillende] groeperingen in de war te brengen en elkaars geweld te laten proeven." Kijk hoe Wij de tekenen afwisselen. Misschien zullen zij begrijpen. قُلْ هُوَ الْقَادِرُ عَلَى أَن يَبْعَثَ عَلَيْكُمْ عَذَابًا مِّن فَوْقِكُمْ أَوْ مِن تَحْتِ أَرْجُلِكُمْ أَوْ يَلْبِسَكُمْ شِيَعاً وَيُذِيقَ بَعْضَكُم بَأْسَ بَعْضٍ انظُرْ كَيْفَ نُصَرِّفُ الآيَاتِ لَعَلَّهُمْ يَفْقَهُونَ
66 Jouw volk loochent het, maar het is de waarheid. Zeg: "Ik ben geen voogd over jullie." وَكَذَّبَ بِهِ قَوْمُكَ وَهُوَ الْحَقُّ قُل لَّسْتُ عَلَيْكُم بِوَكِيلٍ
67 Voor elke mededeling is er een moment van bevestiging en jullie zullen het te weten komen. لِّكُلِّ نَبَإٍ مُّسْتَقَرٌّ وَسَوْفَ تَعْلَمُونَ
68 Wanneer jij hen ziet die over Onze tekenen kletsen, wend je dan van hen af totdat zij op een ander gesprek overgaan en als de satan maakt dat jij vergeet, blijf dan na het je herinnerd te hebben niet bij de mensen die onrecht plegen zitten. وَإِذَا رَأَيْتَ الَّذِينَ يَخُوضُونَ فِي آيَاتِنَا فَأَعْرِضْ عَنْهُمْ حَتَّى يَخُوضُواْ فِي حَدِيثٍ غَيْرِهِ وَإِمَّا يُنسِيَنَّكَ الشَّيْطَانُ فَلاَ تَقْعُدْ بَعْدَ الذِّكْرَى مَعَ الْقَوْمِ الظَّالِمِينَ
69 Zij die godvrezend zijn hoeven van hen geen enkele rekenschap te vragen. Het is echter een vermaning; misschien zullen zij godvrezend worden. وَمَا عَلَى الَّذِينَ يَتَّقُونَ مِنْ حِسَابِهِم مِّن شَيْءٍ وَلَـكِن ذِكْرَى لَعَلَّهُمْ يَتَّقُونَ
70 En laat hen maar die hun godsdienst als spel en tijdverdrijf beschouwen. Het tegenwoordige leven begoochelt hen. En maan hiermee aan opdat niemand weggevaagd wordt voor wat hij heeft begaan; voor hem is er immers buiten God geen helper en geen bemiddelaar en al zou hij elke [mogelijke] losprijs aanbieden, het zou toch niet van hem aangenomen worden. Zij zijn het die weggevaagd worden voor wat zij begaan hebben. Voor hen is er een drank van gloeiend water en een pijnlijke bestraffing omdat zij ongelovig waren. وَذَرِ الَّذِينَ اتَّخَذُواْ دِينَهُمْ لَعِبًا وَلَهْوًا وَغَرَّتْهُمُ الْحَيَاةُ الدُّنْيَا وَذَكِّرْ بِهِ أَن تُبْسَلَ نَفْسٌ بِمَا كَسَبَتْ لَيْسَ لَهَا مِن دُونِ اللّهِ وَلِيٌّ وَلاَ شَفِيعٌ وَإِن تَعْدِلْ كُلَّ عَدْلٍ لاَّ يُؤْخَذْ مِنْهَا أُوْلَـئِكَ الَّذِينَ أُبْسِلُواْ بِمَا كَسَبُواْ لَهُمْ شَرَابٌ مِّنْ حَمِيمٍ وَعَذَابٌ أَلِيمٌ بِمَا كَانُواْ يَكْفُرُونَ
71 Zeg: "Zullen wij in plaats van God iets aanroepen wat ons niet nut en niet schaadt en ons op onze hielen omdraaien, nadat God ons de goede richting heeft gewezen, als iemand die de satans op de aarde in verbijstering weggelokt hebben, hoewel hij vrienden heeft die hem tot de leidraad oproepen: 'Kom tot ons.?" Zeg: "Gods leidraad dat is de leidraad en ons is bevolen ons aan de Heer van de wereldwezens over te geven. قُلْ أَنَدْعُو مِن دُونِ اللّهِ مَا لاَ يَنفَعُنَا وَلاَ يَضُرُّنَا وَنُرَدُّ عَلَى أَعْقَابِنَا بَعْدَ إِذْ هَدَانَا اللّهُ كَالَّذِي اسْتَهْوَتْهُ الشَّيَاطِينُ فِي الأَرْضِ حَيْرَانَ لَهُ أَصْحَابٌ يَدْعُونَهُ إِلَى الْهُدَى ائْتِنَا قُلْ إِنَّ هُدَى اللّهِ هُوَ الْهُدَىَ وَأُمِرْنَا لِنُسْلِمَ لِرَبِّ الْعَالَمِينَ
72 En dat wij de salaat moeten verrichten en Hem vrezen. En Hij is het tot wie wij verzameld worden." وَأَنْ أَقِيمُواْ الصَّلاةَ وَاتَّقُوهُ وَهُوَ الَّذِيَ إِلَيْهِ تُحْشَرُونَ
73 En Hij is het die de hemelen en de aarde in waarheid geschapen heeft. En op de dag dat Hij zegt: "Wees" en het is, is wat Hij zegt de waarheid. Hij heeft de heerschappij op de dag dat op de bazuin geblazen wordt; de kenner van het verborgene en het waarneembare. En Hij is de wijze, de welingelichte. وَهُوَ الَّذِي خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضَ بِالْحَقِّ وَيَوْمَ يَقُولُ كُن فَيَكُونُ قَوْلُهُ الْحَقُّ وَلَهُ الْمُلْكُ يَوْمَ يُنفَخُ فِي الصُّوَرِ عَالِمُ الْغَيْبِ وَالشَّهَادَةِ وَهُوَ الْحَكِيمُ الْخَبِيرُ
74 En toen Ibrahiem tot zijn vader Azar zei: "Houd jij afgodsbeelden voor goden? Ik zie dat jij en jouw volk in duidelijke dwaling verkeren." وَإِذْ قَالَ إِبْرَاهِيمُ لأَبِيهِ آزَرَ أَتَتَّخِذُ أَصْنَامًا آلِهَةً إِنِّي أَرَاكَ وَقَوْمَكَ فِي ضَلاَلٍ مُّبِينٍ
75 En zo toonden Wij Ibrahiem het rijk van de hemelen en de aarde, opdat hij ging behoren tot hen die vast overtuigd zijn. وَكَذَلِكَ نُرِي إِبْرَاهِيمَ مَلَكُوتَ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ وَلِيَكُونَ مِنَ الْمُوقِنِينَ
76 En toen de nacht hem omhulde zag hij een ster. Hij zei: "Dit is mijn heer." Maar toen zij onderging zei hij: "Ik houd niet van dingen die ondergaan." فَلَمَّا جَنَّ عَلَيْهِ اللَّيْلُ رَأَى كَوْكَبًا قَالَ هَـذَا رَبِّي فَلَمَّا أَفَلَ قَالَ لا أُحِبُّ الآفِلِينَ
77 En toen hij de maan zag opkomen zei hij: "Dit is mijn heer." Maar toen zij onderging zei hij: "Als mijn heer mij niet de goede richting wijst zal ik zeker tot de mensen behoren die dwalen." فَلَمَّا رَأَى الْقَمَرَ بَازِغًا قَالَ هَـذَا رَبِّي فَلَمَّا أَفَلَ قَالَ لَئِن لَّمْ يَهْدِنِي رَبِّي لأكُونَنَّ مِنَ الْقَوْمِ الضَّالِّينَ
78 En toen hij de zon zag opkomen zei hij: "Dit is mijn heer, deze is groter." Maar toen zij onderging zei hij: "O mensen, ik heb niets te maken met de veelgodendienst die jullie bedrijven. فَلَمَّا رَأَى الشَّمْسَ بَازِغَةً قَالَ هَـذَا رَبِّي هَـذَا أَكْبَرُ فَلَمَّا أَفَلَتْ قَالَ يَا قَوْمِ إِنِّي بَرِيءٌ مِّمَّا تُشْرِكُونَ
79 Ik wend mijn aangezicht tot Hem die de hemelen en de aarde aangelegd heeft, als een aanhanger van het zuivere geloof en ik behoor niet tot de veelgodendienaars." إِنِّي وَجَّهْتُ وَجْهِيَ لِلَّذِي فَطَرَ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضَ حَنِيفًا وَمَا أَنَاْ مِنَ الْمُشْرِكِينَ
80 Zijn volk redetwistte met hem. Hij zei: "Willen jullie met mij over God redetwisten, terwijl Hij mij op het goede pad gebracht heeft? Ik vrees wat jullie aan Hem als metgezellen toevoegen niet, behalve als mijn Heer iets wil. Mijn Heer omvat alles met Zijn kennis. Zullen jullie je dan niet laten vermanen? وَحَآجَّهُ قَوْمُهُ قَالَ أَتُحَاجُّونِّي فِي اللّهِ وَقَدْ هَدَانِ وَلاَ أَخَافُ مَا تُشْرِكُونَ بِهِ إِلاَّ أَن يَشَاء رَبِّي شَيْئًا وَسِعَ رَبِّي كُلَّ شَيْءٍ عِلْمًا أَفَلاَ تَتَذَكَّرُونَ
81 En hoe zou ik wat jullie [aan Hem] als metgezellen toevoegen vrezen, als jullie niet vrezen aan God metgezellen toe te voegen, waarvoor Hij geen machtiging heeft neergezonden? Welke van de beide groepen heeft meer recht op veiligheid? Als jullie dat maar wisten? وَكَيْفَ أَخَافُ مَا أَشْرَكْتُمْ وَلاَ تَخَافُونَ أَنَّكُمْ أَشْرَكْتُم بِاللّهِ مَا لَمْ يُنَزِّلْ بِهِ عَلَيْكُمْ سُلْطَانًا فَأَيُّ الْفَرِيقَيْنِ أَحَقُّ بِالأَمْنِ إِن كُنتُمْ تَعْلَمُونَ
82 Zij die geloven en hun geloof niet door onrecht te plegen verhullen, voor hen is de veiligheid en zij volgen de goede richting." الَّذِينَ آمَنُواْ وَلَمْ يَلْبِسُواْ إِيمَانَهُم بِظُلْمٍ أُوْلَـئِكَ لَهُمُ الأَمْنُ وَهُم مُّهْتَدُونَ
83 Dat was Ons argument dat Wij Ibrahiem tegen zijn volk gegeven hebben. Wij geven hogere rangen aan wie Wij willen. Jouw Heer is wijs en wetend! وَتِلْكَ حُجَّتُنَا آتَيْنَاهَا إِبْرَاهِيمَ عَلَى قَوْمِهِ نَرْفَعُ دَرَجَاتٍ مَّن نَّشَاء إِنَّ رَبَّكَ حَكِيمٌ عَلِيمٌ
84 En Wij schonken hem Ishaak en Ja'koeb; ieder [van hen] hebben Wij de goede richting gewezen en Noeh hadden Wij al eerder de goede richting gewezen en uit zijn nakomelingen Dawoed, Soelaimaan, Ajjoeb, Joesoef, Moesa en Haroen -- en zo belonen wij hen die goed doen --, وَوَهَبْنَا لَهُ إِسْحَاقَ وَيَعْقُوبَ كُلاًّ هَدَيْنَا وَنُوحًا هَدَيْنَا مِن قَبْلُ وَمِن ذُرِّيَّتِهِ دَاوُودَ وَسُلَيْمَانَ وَأَيُّوبَ وَيُوسُفَ وَمُوسَى وَهَارُونَ وَكَذَلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ
85 en Zakarijja, Jahja, 'Isa en Iljaas -- ieder behorend tot de rechtschapenen --, وَزَكَرِيَّا وَيَحْيَى وَعِيسَى وَإِلْيَاسَ كُلٌّ مِّنَ الصَّالِحِينَ
86 en Isma'iel, al-Jasa?, Joenoes en Loet; ieder [van hen] hebben Wij boven de wereldbewoners verkozen. وَإِسْمَاعِيلَ وَالْيَسَعَ وَيُونُسَ وَلُوطًا وَكُلاًّ فضَّلْنَا عَلَى الْعَالَمِينَ
87 En ook sommigen van hun vaderen, hun nakomelingen en hun broeders; Wij hebben hen verkozen en hen naar een juiste weg geleid. وَمِنْ آبَائِهِمْ وَذُرِّيَّاتِهِمْ وَإِخْوَانِهِمْ وَاجْتَبَيْنَاهُمْ وَهَدَيْنَاهُمْ إِلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ
88 Dat is Gods leidraad waarmee Hij wie van Zijn dienaren Hij wil de goede weg wijst, maar als zij geloofd hadden dat God metgezellen had dan zou voor hen wat zij deden vruchteloos geworden zijn. ذَلِكَ هُدَى اللّهِ يَهْدِي بِهِ مَن يَشَاء مِنْ عِبَادِهِ وَلَوْ أَشْرَكُواْ لَحَبِطَ عَنْهُم مَّا كَانُواْ يَعْمَلُونَ
89 Zij zijn het aan wie Wij het boek, de oordeelskracht en het profeetschap gegeven hebben, maar als dezen hier er niet in geloven, dan vertrouwen Wij het aan mensen toe die daaraan niet ongelovig zijn. أُوْلَـئِكَ الَّذِينَ آتَيْنَاهُمُ الْكِتَابَ وَالْحُكْمَ وَالنُّبُوَّةَ فَإِن يَكْفُرْ بِهَا هَـؤُلاء فَقَدْ وَكَّلْنَا بِهَا قَوْمًا لَّيْسُواْ بِهَا بِكَافِرِينَ
90 Zij zijn het die God op het goede pad geleid heeft; volg dus hun leidraad. Zeg: "Ik vraag jullie er geen loon voor. Het is slechts een vermaning voor de wereldbewoners." أُوْلَـئِكَ الَّذِينَ هَدَى اللّهُ فَبِهُدَاهُمُ اقْتَدِهْ قُل لاَّ أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ أَجْرًا إِنْ هُوَ إِلاَّ ذِكْرَى لِلْعَالَمِينَ
91 Zij hebben God niet op Zijn juiste waarde geschat toen zij zeiden: "God heeft niets tot een mens neergezonden." Zeg: "Wie heeft het boek neergezonden dat Moesa als licht en leidraad voor de mensen bracht? Jullie tonen het in geschreven vorm openlijk, maar jullie houden ook veel verborgen. Aan jullie is onderwezen wat jullie niet wisten, jullie niet en jullie vaderen niet." Zeg: "God." En laat hen dan in hun geklets maar schertsen. وَمَا قَدَرُواْ اللّهَ حَقَّ قَدْرِهِ إِذْ قَالُواْ مَا أَنزَلَ اللّهُ عَلَى بَشَرٍ مِّن شَيْءٍ قُلْ مَنْ أَنزَلَ الْكِتَابَ الَّذِي جَاء بِهِ مُوسَى نُورًا وَهُدًى لِّلنَّاسِ تَجْعَلُونَهُ قَرَاطِيسَ تُبْدُونَهَا وَتُخْفُونَ كَثِيراً وَعُلِّمْتُم مَّا لَمْ تَعْلَمُواْ أَنتُمْ وَلاَ آبَاؤُكُمْ قُلِ اللّهُ ثُمَّ ذَرْهُمْ فِي خَوْضِهِمْ يَلْعَبُونَ
92 Dit is een gezegend boek dat Wij hebben neergezonden, ter bevestiging van wat er al eerder was en opdat jij de hoofdstad [Mekka] en wie er omheen wonen ermee waarschuwt. Zij die geloven in het hiernamaals geloven erin en zij zijn degenen die hun salaat nakomen. وَهَـذَا كِتَابٌ أَنزَلْنَاهُ مُبَارَكٌ مُّصَدِّقُ الَّذِي بَيْنَ يَدَيْهِ وَلِتُنذِرَ أُمَّ الْقُرَى وَمَنْ حَوْلَهَا وَالَّذِينَ يُؤْمِنُونَ بِالآخِرَةِ يُؤْمِنُونَ بِهِ وَهُمْ عَلَى صَلاَتِهِمْ يُحَافِظُونَ
93 En wie is zondiger dan wie over God bedrog verzint of wie zegt: "Aan mij is geopenbaard", terwijl aan hem niets is geopenbaard of wie zegt: "Ik zal iets neerzenden wat gelijk is aan wat God heeft neergezonden." Als jij het maar kon zien wanneer de onrechtplegers in doodsstrijd verkeren terwijl de engelen hun handen naar hen uitstrekken: "Laat jullie zielen eruit! Vandaag krijgen jullie de bestraffing van de schande als vergelding voor het onware dat jullie altijd over God gezegd hebben en omdat jullie Zijn tekenen hoogmoedig afgewezen hebben." وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرَى عَلَى اللّهِ كَذِبًا أَوْ قَالَ أُوْحِيَ إِلَيَّ وَلَمْ يُوحَ إِلَيْهِ شَيْءٌ وَمَن قَالَ سَأُنزِلُ مِثْلَ مَا أَنَزلَ اللّهُ وَلَوْ تَرَى إِذِ الظَّالِمُونَ فِي غَمَرَاتِ الْمَوْتِ وَالْمَلآئِكَةُ بَاسِطُواْ أَيْدِيهِمْ أَخْرِجُواْ أَنفُسَكُمُ الْيَوْمَ تُجْزَوْنَ عَذَابَ الْهُونِ بِمَا كُنتُمْ تَقُولُونَ عَلَى اللّهِ غَيْرَ الْحَقِّ وَكُنتُمْ عَنْ آيَاتِهِ تَسْتَكْبِرُونَ
94 En nu zijn jullie tot Ons gekomen, ieder afzonderlijk zoals Wij jullie de eerste maal geschapen hebben en jullie hebben wat Wij jullie verleend hadden achter jullie moeten laten. Ook zien Wij jullie bemiddelaars niet bij jullie, van wie jullie beweerden dat zij bij jullie golden als metgezellen [van God]; de band tussen jullie is doorgesneden en dat waarvan jullie het bestaan beweerden zijn jullie kwijt. وَلَقَدْ جِئْتُمُونَا فُرَادَى كَمَا خَلَقْنَاكُمْ أَوَّلَ مَرَّةٍ وَتَرَكْتُم مَّا خَوَّلْنَاكُمْ وَرَاء ظُهُورِكُمْ وَمَا نَرَى مَعَكُمْ شُفَعَاءكُمُ الَّذِينَ زَعَمْتُمْ أَنَّهُمْ فِيكُمْ شُرَكَاء لَقَد تَّقَطَّعَ بَيْنَكُمْ وَضَلَّ عَنكُم مَّا كُنتُمْ تَزْعُمُونَ
95 God is het die de zaadkorrels en de pitten laat kiemen; Hij laat het levende uit het dode voortkomen en Hij laat het dode uit het levende voortkomen. Dat is nu God en hoe worden jullie zo afgeleid? إِنَّ اللّهَ فَالِقُ الْحَبِّ وَالنَّوَى يُخْرِجُ الْحَيَّ مِنَ الْمَيِّتِ وَمُخْرِجُ الْمَيِّتِ مِنَ الْحَيِّ ذَلِكُمُ اللّهُ فَأَنَّى تُؤْفَكُونَ
96 Hij is het die de dageraad laat aanbreken en Hij heeft de nacht tot een rusttijd gemaakt en de zon en de maan om [de tijd] te berekenen. Dat is de verordening van de machtige, de wetende. فَالِقُ الإِصْبَاحِ وَجَعَلَ اللَّيْلَ سَكَنًا وَالشَّمْسَ وَالْقَمَرَ حُسْبَانًا ذَلِكَ تَقْدِيرُ الْعَزِيزِ الْعَلِيمِ
97 Hij is het die voor jullie de sterren gemaakt heeft, opdat jullie daarmee de goede richting vinden in de duisternis van het vasteland en de zee; Wij hebben de tekenen uiteengezet voor mensen die weten. وَهُوَ الَّذِي جَعَلَ لَكُمُ النُّجُومَ لِتَهْتَدُواْ بِهَا فِي ظُلُمَاتِ الْبَرِّ وَالْبَحْرِ قَدْ فَصَّلْنَا الآيَاتِ لِقَوْمٍ يَعْلَمُونَ
98 En Hij is het die jullie uit één wezen heeft laten ontstaan en daarna is er een verblijfplaats en een bewaarplaats. Wij hebben de tekenen uiteengezet voor mensen die begrijpen. وَهُوَ الَّذِيَ أَنشَأَكُم مِّن نَّفْسٍ وَاحِدَةٍ فَمُسْتَقَرٌّ وَمُسْتَوْدَعٌ قَدْ فَصَّلْنَا الآيَاتِ لِقَوْمٍ يَفْقَهُونَ
99 En Hij is het die vanuit de hemel water laat neerdalen. Wij brengen daarmee plantengroei van allerlei soort voort -- Wij hebben daardoor frisse groene planten voortgebracht waaruit Wij opeengepakte zaadkorrels voortbrengen en uit de palmen, uit de bloeikolf ervan, laaghangende dadeltrossen -- en ook tuinen met wijnstokken, olijf- en granaatappelbomen die deels wel en deels niet op elkaar lijken. Kijk naar de vruchten ervan, wanneer zij vrucht dragen, en naar het rijp worden ervan; daarin zijn zeker tekenen voor mensen die geloven. وَهُوَ الَّذِيَ أَنزَلَ مِنَ السَّمَاء مَاء فَأَخْرَجْنَا بِهِ نَبَاتَ كُلِّ شَيْءٍ فَأَخْرَجْنَا مِنْهُ خَضِرًا نُّخْرِجُ مِنْهُ حَبًّا مُّتَرَاكِبًا وَمِنَ النَّخْلِ مِن طَلْعِهَا قِنْوَانٌ دَانِيَةٌ وَجَنَّاتٍ مِّنْ أَعْنَابٍ وَالزَّيْتُونَ وَالرُّمَّانَ مُشْتَبِهًا وَغَيْرَ مُتَشَابِهٍ انظُرُواْ إِلِى ثَمَرِهِ إِذَا أَثْمَرَ وَيَنْعِهِ إِنَّ فِي ذَلِكُمْ لآيَاتٍ لِّقَوْمٍ يُؤْمِنُونَ
100 Maar zij hebben de djinn tot metgezellen van God gemaakt, terwijl Hij hen geschapen heeft en zij hebben Hem zonen en dochters toegedicht, zonder enige kennis. Hij zij geprezen en Hij is verheven boven wat zij toeschrijven. وَجَعَلُواْ لِلّهِ شُرَكَاء الْجِنَّ وَخَلَقَهُمْ وَخَرَقُواْ لَهُ بَنِينَ وَبَنَاتٍ بِغَيْرِ عِلْمٍ سُبْحَانَهُ وَتَعَالَى عَمَّا يَصِفُونَ
101 De schepper van de hemelen en de aarde; hoe zou Hij een kind kunnen hebben, terwijl Hij niet eens een metgezellin heeft en ook alles geschapen heeft? Hij is alwetend. بَدِيعُ السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضِ أَنَّى يَكُونُ لَهُ وَلَدٌ وَلَمْ تَكُن لَّهُ صَاحِبَةٌ وَخَلَقَ كُلَّ شَيْءٍ وهُوَ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيمٌ
102 Dat is God jullie Heer; er is geen god dan Hij, de schepper van alle dingen. Dient Hem dus; Hij is over alles voogd. ذَلِكُمُ اللّهُ رَبُّكُمْ لا إِلَـهَ إِلاَّ هُوَ خَالِقُ كُلِّ شَيْءٍ فَاعْبُدُوهُ وَهُوَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ وَكِيلٌ
103 Hem bereiken de blikken niet, maar Hij bereikt de blikken wel. En Hij is de welwillende, de welingelichte. لاَّ تُدْرِكُهُ الأَبْصَارُ وَهُوَ يُدْرِكُ الأَبْصَارَ وَهُوَ اللَّطِيفُ الْخَبِيرُ
104 "Tot jou zijn al inzichtelijke bewijzen van jouw Heer gekomen. Als iemand dus inzicht heeft, dan is het in zijn eigen voordeel. En als iemand blind is dan is het in zijn eigen nadeel. En ik ben niet iemand die over jullie waakt." قَدْ جَاءكُم بَصَآئِرُ مِن رَّبِّكُمْ فَمَنْ أَبْصَرَ فَلِنَفْسِهِ وَمَنْ عَمِيَ فَعَلَيْهَا وَمَا أَنَاْ عَلَيْكُم بِحَفِيظٍ
105 Zo zetten Wij de tekenen uiteen, ook opdat zij zeggen: "Jij hebt bestudeerd" en opdat Wij het duidelijk maken aan mensen die weten. وَكَذَلِكَ نُصَرِّفُ الآيَاتِ وَلِيَقُولُواْ دَرَسْتَ وَلِنُبَيِّنَهُ لِقَوْمٍ يَعْلَمُونَ
106 Volg wat jou door je Heer is geopenbaard. Er is geen god dan Hij. En wend je af van de veelgodendienaars. اتَّبِعْ مَا أُوحِيَ إِلَيْكَ مِن رَّبِّكَ لا إِلَـهَ إِلاَّ هُوَ وَأَعْرِضْ عَنِ الْمُشْرِكِينَ
107 Als God het gewild had waren zij geen veelgodendienaars geworden. En jou hebben Wij niet gemaakt tot iemand die over hen waakt en jij bent ook niet voogd over hen. وَلَوْ شَاء اللّهُ مَا أَشْرَكُواْ وَمَا جَعَلْنَاكَ عَلَيْهِمْ حَفِيظًا وَمَا أَنتَ عَلَيْهِم بِوَكِيلٍ
108 En hoont niet hen die zij in plaats van God aanroepen, zodat zij God niet uit vijandigheid zonder kennis gaan honen. Zo hebben Wij voor iedere gemeenschap hun werk mooi laten lijken. Maar hun terugkeer zal tot hun Heer zijn en Hij zal hun dan meedelen wat zij aan het doen waren. وَلاَ تَسُبُّواْ الَّذِينَ يَدْعُونَ مِن دُونِ اللّهِ فَيَسُبُّواْ اللّهَ عَدْوًا بِغَيْرِ عِلْمٍ كَذَلِكَ زَيَّنَّا لِكُلِّ أُمَّةٍ عَمَلَهُمْ ثُمَّ إِلَى رَبِّهِم مَّرْجِعُهُمْ فَيُنَبِّئُهُم بِمَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ
109 Zij hebben bij God dure eden gezworen dat zij, als er tot hen een teken zou komen, er zeker aan zouden geloven. Zeg: "De tekenen zijn uitsluitend bij God." En wat zal jullie tot het besef brengen dat zij, wanneer ze komen, toch niet zullen geloven? وَأَقْسَمُواْ بِاللّهِ جَهْدَ أَيْمَانِهِمْ لَئِن جَاءتْهُمْ آيَةٌ لَّيُؤْمِنُنَّ بِهَا قُلْ إِنَّمَا الآيَاتُ عِندَ اللّهِ وَمَا يُشْعِرُكُمْ أَنَّهَا إِذَا جَاءتْ لاَ يُؤْمِنُونَ
110 En Wij zullen hun harten en hun ogen omdraaien, zoals zij ook de eerste keer niet geloofd hebben en Wij laten hen in hun onbeschaamdheid doorgaan met dwalen. * وَنُقَلِّبُ أَفْئِدَتَهُمْ وَأَبْصَارَهُمْ كَمَا لَمْ يُؤْمِنُواْ بِهِ أَوَّلَ مَرَّةٍ وَنَذَرُهُمْ فِي طُغْيَانِهِمْ يَعْمَهُونَ
111 Ook al zouden Wij de engelen naar hen neerzenden en al zouden de doden tot hen spreken en al zouden Wij voor hen alles in groepen verzamelen dan zouden zij nog alleen maar geloven als God het wilde. Maar de meesten van hen zijn onwetend. وَلَوْ أَنَّنَا نَزَّلْنَا إِلَيْهِمُ الْمَلآئِكَةَ وَكَلَّمَهُمُ الْمَوْتَى وَحَشَرْنَا عَلَيْهِمْ كُلَّ شَيْءٍ قُبُلاً مَّا كَانُواْ لِيُؤْمِنُواْ إِلاَّ أَن يَشَاء اللّهُ وَلَـكِنَّ أَكْثَرَهُمْ يَجْهَلُونَ
112 Zo hebben Wij voor iedere profeet een vijand gemaakt; satans van de mensen en de djinn van wie de een de ander mooilijkende praat influistert om te begoochelen -- en als jouw Heer gewild had, hadden zij het niet gedaan; laat hen toch met wat zij verzinnen -- وَكَذَلِكَ جَعَلْنَا لِكُلِّ نِبِيٍّ عَدُوًّا شَيَاطِينَ الإِنسِ وَالْجِنِّ يُوحِي بَعْضُهُمْ إِلَى بَعْضٍ زُخْرُفَ الْقَوْلِ غُرُورًا وَلَوْ شَاء رَبُّكَ مَا فَعَلُوهُ فَذَرْهُمْ وَمَا يَفْتَرُونَ
113 en opdat de harten van hen die niet in het hiernamaals geloven naar hem overhellen en opdat zij daarin behagen scheppen en opdat zij begaan wat zij begaan. وَلِتَصْغَى إِلَيْهِ أَفْئِدَةُ الَّذِينَ لاَ يُؤْمِنُونَ بِالآخِرَةِ وَلِيَرْضَوْهُ وَلِيَقْتَرِفُواْ مَا هُم مُّقْتَرِفُونَ
114 "Zal ik mij dan een andere scheidsrechter dan God zoeken, terwijl Hij het is die het boek duidelijk uiteengezet naar jullie heeft neergezonden?" En zij aan wie Wij het boek gegeven hebben weten dat het van jouw Heer vandaan met de waarheid is neergezonden. Behoor dus niet tot hen die twijfelen. أَفَغَيْرَ اللّهِ أَبْتَغِي حَكَمًا وَهُوَ الَّذِي أَنَزَلَ إِلَيْكُمُ الْكِتَابَ مُفَصَّلاً وَالَّذِينَ آتَيْنَاهُمُ الْكِتَابَ يَعْلَمُونَ أَنَّهُ مُنَزَّلٌ مِّن رَّبِّكَ بِالْحَقِّ فَلاَ تَكُونَنَّ مِنَ الْمُمْتَرِينَ
115 Zo werd het woord van jouw Heer vervuld in waarheidsgetrouwheid en rechtvaardigheid. Er is niemand die Zijn woorden veranderen kan en Hij is de horende, de wetende. وَتَمَّتْ كَلِمَتُ رَبِّكَ صِدْقًا وَعَدْلاً لاَّ مُبَدِّلِ لِكَلِمَاتِهِ وَهُوَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ
116 En als jij de meerderheid van wie er op de aarde zijn gehoorzaamt dan zullen zij jou van Gods weg laten afdwalen. Zij volgen alleen maar vermoedens en zij gissen slechts. وَإِن تُطِعْ أَكْثَرَ مَن فِي الأَرْضِ يُضِلُّوكَ عَن سَبِيلِ اللّهِ إِن يَتَّبِعُونَ إِلاَّ الظَّنَّ وَإِنْ هُمْ إِلاَّ يَخْرُصُونَ
117 Jouw Heer kent wie van Zijn weg afdwaalt het best en Hij kent hen die het goede pad volgen het best. إِنَّ رَبَّكَ هُوَ أَعْلَمُ مَن يَضِلُّ عَن سَبِيلِهِ وَهُوَ أَعْلَمُ بِالْمُهْتَدِينَ
118 En eet van dat waarover Gods naam is vermeld, als jullie in Zijn tekenen geloven. فَكُلُواْ مِمَّا ذُكِرَ اسْمُ اللّهِ عَلَيْهِ إِن كُنتُمْ بِآيَاتِهِ مُؤْمِنِينَ
119 Wat hebben jullie dat jullie niet eten van datgene waarover Gods naam is vermeld? Hij heeft voor jullie toch uiteengezet wat Hij jullie heeft verboden, behalve dat waartoe jullie gedwongen worden? Maar velen brengen door hun neigingen, zonder kennis [anderen] tot dwaling. Echter jouw Heer kent de overtreders het best. وَمَا لَكُمْ أَلاَّ تَأْكُلُواْ مِمَّا ذُكِرَ اسْمُ اللّهِ عَلَيْهِ وَقَدْ فَصَّلَ لَكُم مَّا حَرَّمَ عَلَيْكُمْ إِلاَّ مَا اضْطُرِرْتُمْ إِلَيْهِ وَإِنَّ كَثِيراً لَّيُضِلُّونَ بِأَهْوَائِهِم بِغَيْرِ عِلْمٍ إِنَّ رَبَّكَ هُوَ أَعْلَمُ بِالْمُعْتَدِينَ
120 Laat het uiterlijke en het innerlijke van de zonde achterwege; aan hen die zonde begaan zal vergolden worden wat zij begaan hebben. وَذَرُواْ ظَاهِرَ الإِثْمِ وَبَاطِنَهُ إِنَّ الَّذِينَ يَكْسِبُونَ الإِثْمَ سَيُجْزَوْنَ بِمَا كَانُواْ يَقْتَرِفُونَ
121 En eet niet van iets waarover Gods naam niet is vermeld; dat is een schande. De satans fluisteren hun vrienden in met jullie te twisten en als jullie hun gehoorzamen dan zijn jullie zeker veelgodendienaars. وَلاَ تَأْكُلُواْ مِمَّا لَمْ يُذْكَرِ اسْمُ اللّهِ عَلَيْهِ وَإِنَّهُ لَفِسْقٌ وَإِنَّ الشَّيَاطِينَ لَيُوحُونَ إِلَى أَوْلِيَآئِهِمْ لِيُجَادِلُوكُمْ وَإِنْ أَطَعْتُمُوهُمْ إِنَّكُمْ لَمُشْرِكُونَ
122 Is dan iemand die dood was en die Wij tot leven gebracht hebben en voor wie Wij een licht gemaakt hebben waarin hij onder de mensen wandelt als iemand die bijvoorbeeld in de duisternis is en er niet uit kan komen? Zo hebben Wij voor de ongelovigen wat zij aan het doen waren mooi laten lijken. أَوَ مَن كَانَ مَيْتًا فَأَحْيَيْنَاهُ وَجَعَلْنَا لَهُ نُورًا يَمْشِي بِهِ فِي النَّاسِ كَمَن مَّثَلُهُ فِي الظُّلُمَاتِ لَيْسَ بِخَارِجٍ مِّنْهَا كَذَلِكَ زُيِّنَ لِلْكَافِرِينَ مَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ
123 En zo hebben Wij in iedere stad de grootste boosdoeners bestemd om er boze listen te beramen. Zij beramen echter slechts boze listen voor zichzelf, maar zij beseffen het niet. وَكَذَلِكَ جَعَلْنَا فِي كُلِّ قَرْيَةٍ أَكَابِرَ مُجَرِمِيهَا لِيَمْكُرُواْ فِيهَا وَمَا يَمْكُرُونَ إِلاَّ بِأَنفُسِهِمْ وَمَا يَشْعُرُونَ
124 En wanneer tot hen een teken komt zeggen zij: "Wij zullen pas geloven wanneer ons hetzelfde gegeven wordt als wat aan Gods gezanten gegeven is." God weet het best waar Hij Zijn zendingsopdracht brengt. Bij God zal hen die boosdoeners zijn kleinering en bestraffing treffen voor wat zij aan boze listen beraamden. وَإِذَا جَاءتْهُمْ آيَةٌ قَالُواْ لَن نُّؤْمِنَ حَتَّى نُؤْتَى مِثْلَ مَا أُوتِيَ رُسُلُ اللّهِ اللّهُ أَعْلَمُ حَيْثُ يَجْعَلُ رِسَالَتَهُ سَيُصِيبُ الَّذِينَ أَجْرَمُواْ صَغَارٌ عِندَ اللّهِ وَعَذَابٌ شَدِيدٌ بِمَا كَانُواْ يَمْكُرُونَ
125 Maar als God iemand op het goede pad wenst te brengen dan stelt Hij diens hart open voor de overgave [aan God] en als Hij iemand tot dwaling wil brengen dan maakt Hij diens borst zo nauw en beklemd dat het is alsof hij moeizaam naar de hemel opklimt. Zo legt God de gruwelijke straf op aan hen die niet geloven. فَمَن يُرِدِ اللّهُ أَن يَهْدِيَهُ يَشْرَحْ صَدْرَهُ لِلإِسْلاَمِ وَمَن يُرِدْ أَن يُضِلَّهُ يَجْعَلْ صَدْرَهُ ضَيِّقًا حَرَجًا كَأَنَّمَا يَصَّعَّدُ فِي السَّمَاء كَذَلِكَ يَجْعَلُ اللّهُ الرِّجْسَ عَلَى الَّذِينَ لاَ يُؤْمِنُونَ
126 En dit is de weg van jouw Heer, een juiste; Wij hebben de tekenen uiteengezet voor mensen die zich laten vermanen. * وَهَـذَا صِرَاطُ رَبِّكَ مُسْتَقِيمًا قَدْ فَصَّلْنَا الآيَاتِ لِقَوْمٍ يَذَّكَّرُونَ
127 Voor hen is de woning van de vrede bij hun Heer en Hij is hun beschermer wegens de dingen die zij gewoonlijk deden. لَهُمْ دَارُ السَّلاَمِ عِندَ رَبِّهِمْ وَهُوَ وَلِيُّهُمْ بِمَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ
128 En op de dag dat Hij hen allen verzamelt: "O djinn, hier bijeenvergaderd! Jullie hebben je veel mensen geworven." En hun aanhangers onder de mensen zeggen: "Onze Heer, wij hebben van elkaar nut gehad en nu hebben wij onze termijn bereikt die U ons hebt gesteld." Dan zegt Hij: "Het vuur is jullie verblijfplaats om er altijd in te blijven, behalve als God het anders wil." Jouw Heer is wijs en wetend. وَيَوْمَ يِحْشُرُهُمْ جَمِيعًا يَا مَعْشَرَ الْجِنِّ قَدِ اسْتَكْثَرْتُم مِّنَ الإِنسِ وَقَالَ أَوْلِيَآؤُهُم مِّنَ الإِنسِ رَبَّنَا اسْتَمْتَعَ بَعْضُنَا بِبَعْضٍ وَبَلَغْنَا أَجَلَنَا الَّذِيَ أَجَّلْتَ لَنَا قَالَ النَّارُ مَثْوَاكُمْ خَالِدِينَ فِيهَا إِلاَّ مَا شَاء اللّهُ إِنَّ رَبَّكَ حَكِيمٌ عَليمٌ
129 En zo maken Wij de onrechtplegers tot helpers voor elkaar om wat zij hebben begaan. وَكَذَلِكَ نُوَلِّي بَعْضَ الظَّالِمِينَ بَعْضًا بِمَا كَانُواْ يَكْسِبُونَ
130 "O djinn en mensen, hier bijeenvergaderd! Zijn er niet gezanten uit jullie midden tot jullie gekomen om jullie van Mijn tekenen te vertellen en om jullie te waarschuwen voor de ontmoeting van jullie op deze dag?" Zij zeggen: "Wij getuigen tegen onszelf." Het tegenwoordige leven heeft hen begoocheld en zij getuigen tegen zichzelf dat zij ongelovigen waren. يَا مَعْشَرَ الْجِنِّ وَالإِنسِ أَلَمْ يَأْتِكُمْ رُسُلٌ مِّنكُمْ يَقُصُّونَ عَلَيْكُمْ آيَاتِي وَيُنذِرُونَكُمْ لِقَاء يَوْمِكُمْ هَـذَا قَالُواْ شَهِدْنَا عَلَى أَنفُسِنَا وَغَرَّتْهُمُ الْحَيَاةُ الدُّنْيَا وَشَهِدُواْ عَلَى أَنفُسِهِمْ أَنَّهُمْ كَانُواْ كَافِرِينَ
131 Dat is omdat jouw Heer de steden niet onrechtvaardig vernietigt terwijl hun inwoners onoplettend zijn. ذَلِكَ أَن لَّمْ يَكُن رَّبُّكَ مُهْلِكَ الْقُرَى بِظُلْمٍ وَأَهْلُهَا غَافِلُونَ
132 Voor ieder zijn er rangen voor wat zij gedaan hebben. Jouw Heer let goed op wat zij doen. وَلِكُلٍّ دَرَجَاتٌ مِّمَّا عَمِلُواْ وَمَا رَبُّكَ بِغَافِلٍ عَمَّا يَعْمَلُونَ
133 En jouw Heer is de behoefteloze die vol barmhartigheid is. Als Hij wil, vaagt Hij jullie weg en laat na jullie komen wat Hij wil; zoals Hij jullie uit de nakomelingen van andere mensen liet ontstaan. وَرَبُّكَ الْغَنِيُّ ذُو الرَّحْمَةِ إِن يَشَأْ يُذْهِبْكُمْ وَيَسْتَخْلِفْ مِن بَعْدِكُم مَّا يَشَاء كَمَا أَنشَأَكُم مِّن ذُرِّيَّةِ قَوْمٍ آخَرِينَ
134 Wat jullie aangezegd is komt zeker en jullie zullen er niets tegen kunnen doen. إِنَّ مَا تُوعَدُونَ لآتٍ وَمَا أَنتُم بِمُعْجِزِينَ
135 Zeg: "O mijn volk handelt naar jullie vermogen; ik doe het ook. En dan zullen jullie wel te weten komen voor wie de uiteindelijke woning is." Maar de onrechtplegers zal het niet welgaan. قُلْ يَا قَوْمِ اعْمَلُواْ عَلَى مَكَانَتِكُمْ إِنِّي عَامِلٌ فَسَوْفَ تَعْلَمُونَ مَن تَكُونُ لَهُ عَاقِبَةُ الدِّارِ إِنَّهُ لاَ يُفْلِحُ الظَّالِمُونَ
136 Zij bestemmen voor God een aandeel in het gewas en het vee dat Hij geschapen heeft en zij zeggen: "Dit is voor God -- beweren zij -- en dit is voor de door ons vereerde metgezellen [van God]." Maar wat voor hun [zogenaamd goddelijke] metgezellen bestemd is dat bereikt God niet en wat voor God bestemd is, dat bereikt hun [zogenaamd goddelijke] metgezellen. Slecht is het wat zij oordelen. وَجَعَلُواْ لِلّهِ مِمِّا ذَرَأَ مِنَ الْحَرْثِ وَالأَنْعَامِ نَصِيبًا فَقَالُواْ هَـذَا لِلّهِ بِزَعْمِهِمْ وَهَـذَا لِشُرَكَآئِنَا فَمَا كَانَ لِشُرَكَآئِهِمْ فَلاَ يَصِلُ إِلَى اللّهِ وَمَا كَانَ لِلّهِ فَهُوَ يَصِلُ إِلَى شُرَكَآئِهِمْ سَاء مَا يَحْكُمُونَ
137 Zo hebben hun [zogenaamd goddelijke] metgezellen voor velen van de veelgodendienaars het doden van hun kinderen aantrekkelijk gemaakt om hen in het verderf te storten en om hun godsdienst voor hen te verhullen. Als God gewild had, hadden zij het niet gedaan; laat hen toch met wat zij verzinnen. وَكَذَلِكَ زَيَّنَ لِكَثِيرٍ مِّنَ الْمُشْرِكِينَ قَتْلَ أَوْلاَدِهِمْ شُرَكَآؤُهُمْ لِيُرْدُوهُمْ وَلِيَلْبِسُواْ عَلَيْهِمْ دِينَهُمْ وَلَوْ شَاء اللّهُ مَا فَعَلُوهُ فَذَرْهُمْ وَمَا يَفْتَرُونَ
138 En zij zeggen: "Dit is onschendbaar vee en gewas, alleen als wij het willen mag iemand dat als voedsel nemen -- beweren zij -- en vee waarvan de ruggen [voor gebruik] verboden zijn en vee waarover zij Gods naam niet vermelden." Het is een verzinsel over Hem; Hij zal aan hen vergelden voor wat zij verzonnen. وَقَالُواْ هَـذِهِ أَنْعَامٌ وَحَرْثٌ حِجْرٌ لاَّ يَطْعَمُهَا إِلاَّ مَن نّشَاء بِزَعْمِهِمْ وَأَنْعَامٌ حُرِّمَتْ ظُهُورُهَا وَأَنْعَامٌ لاَّ يَذْكُرُونَ اسْمَ اللّهِ عَلَيْهَا افْتِرَاء عَلَيْهِ سَيَجْزِيهِم بِمَا كَانُواْ يَفْتَرُونَ
139 En zij zeggen: "Wat in de buiken van dit vee is, is voorbehouden aan onze mannen en verboden voor onze echtgenotes." Maar als het al dood is dan zijn zij allen deelgenoten. Hij zal aan hen vergelden voor hun toedichting; Hij is wijs en wetend. وَقَالُواْ مَا فِي بُطُونِ هَـذِهِ الأَنْعَامِ خَالِصَةٌ لِّذُكُورِنَا وَمُحَرَّمٌ عَلَى أَزْوَاجِنَا وَإِن يَكُن مَّيْتَةً فَهُمْ فِيهِ شُرَكَاء سَيَجْزِيهِمْ وَصْفَهُمْ إِنَّهُ حِكِيمٌ عَلِيمٌ
140 Verloren zijn zij die hun kinderen in verdwazing, zonder kennis doden en die, als verzinsel over God, verbieden wat God hun voor hun levensonderhoud geeft. Zij dwalen en volgen het goede pad niet. قَدْ خَسِرَ الَّذِينَ قَتَلُواْ أَوْلاَدَهُمْ سَفَهًا بِغَيْرِ عِلْمٍ وَحَرَّمُواْ مَا رَزَقَهُمُ اللّهُ افْتِرَاء عَلَى اللّهِ قَدْ ضَلُّواْ وَمَا كَانُواْ مُهْتَدِينَ
141 En Hij is het die tuinen heeft laten ontstaan, met en zonder latwerk om te stutten, en palmen en landbouwgewassen met verschillende vruchtopbrengst en olijf- en granaatappelbomen die deels wel en deels niet op elkaar lijken. Eet van de vruchten ervan, wanneer zij vrucht dragen en geeft wat ervan verplicht is op de dag van hun oogst maar weest niet verkwistend, want Hij bemint de verkwisters niet. وَهُوَ الَّذِي أَنشَأَ جَنَّاتٍ مَّعْرُوشَاتٍ وَغَيْرَ مَعْرُوشَاتٍ وَالنَّخْلَ وَالزَّرْعَ مُخْتَلِفًا أُكُلُهُ وَالزَّيْتُونَ وَالرُّمَّانَ مُتَشَابِهًا وَغَيْرَ مُتَشَابِهٍ كُلُواْ مِن ثَمَرِهِ إِذَا أَثْمَرَ وَآتُواْ حَقَّهُ يَوْمَ حَصَادِهِ وَلاَ تُسْرِفُواْ إِنَّهُ لاَ يُحِبُّ الْمُسْرِفِينَ
142 Onder het vee zijn er dieren voor de last en voor de vacht. Eet van wat God jullie voor je levensonderhoud geeft en volgt de voetstappen van de satan niet; hij is voor jullie een duidelijke vijand. وَمِنَ الأَنْعَامِ حَمُولَةً وَفَرْشًا كُلُواْ مِمَّا رَزَقَكُمُ اللّهُ وَلاَ تَتَّبِعُواْ خُطُوَاتِ الشَّيْطَانِ إِنَّهُ لَكُمْ عَدُوٌّ مُّبِينٌ
143 Acht paarsgewijze voorkomende dieren: van de schapen twee en van de geiten twee. Zeg: "Zijn het de twee mannetjes die Hij verboden heeft of de twee vrouwtjes of wat de buiken van de twee vrouwtjes bevatten? Deel het mij met kennis mee, als jullie oprecht zijn." ثَمَانِيَةَ أَزْوَاجٍ مِّنَ الضَّأْنِ اثْنَيْنِ وَمِنَ الْمَعْزِ اثْنَيْنِ قُلْ آلذَّكَرَيْنِ حَرَّمَ أَمِ الأُنثَيَيْنِ أَمَّا اشْتَمَلَتْ عَلَيْهِ أَرْحَامُ الأُنثَيَيْنِ نَبِّؤُونِي بِعِلْمٍ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ
144 En van de kamelen twee en van de koeien twee. Zeg: "Zijn het de twee mannetjes die Hij verboden heeft of de twee vrouwtjes of wat de buiken van de twee vrouwtjes bevatten? Of waren jullie er getuigen van toen God jullie dit opdroeg?" En wie is er onrechtvaardiger dan wie over God bedrog verzint om zonder kennis de mensen tot dwaling te brengen? God wijst de mensen die onrecht plegen de goede richting niet. وَمِنَ الإِبْلِ اثْنَيْنِ وَمِنَ الْبَقَرِ اثْنَيْنِ قُلْ آلذَّكَرَيْنِ حَرَّمَ أَمِ الأُنثَيَيْنِ أَمَّا اشْتَمَلَتْ عَلَيْهِ أَرْحَامُ الأُنثَيَيْنِ أَمْ كُنتُمْ شُهَدَاء إِذْ وَصَّاكُمُ اللّهُ بِهَـذَا فَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرَى عَلَى اللّهِ كَذِبًا لِيُضِلَّ النَّاسَ بِغَيْرِ عِلْمٍ إِنَّ اللّهَ لاَ يَهْدِي الْقَوْمَ الظَّالِمِينَ
145 Zeg: "Ik vind in wat mij is geopenbaard niets wat voor een eter die zich ermee voedt verboden is, behalve wat vanzelf dood gegaan is of uitgestroomd bloed of varkensvlees -- dat is een gruwel -- of iets schandelijks waarover iets anders dan Gods naam is uitgeroepen, maar als iemand ertoe gedwongen wordt, niet uit begeerte om te overtreden, dan is jouw Heer vergevend en barmhartig." قُل لاَّ أَجِدُ فِي مَا أُوْحِيَ إِلَيَّ مُحَرَّمًا عَلَى طَاعِمٍ يَطْعَمُهُ إِلاَّ أَن يَكُونَ مَيْتَةً أَوْ دَمًا مَّسْفُوحًا أَوْ لَحْمَ خِنزِيرٍ فَإِنَّهُ رِجْسٌ أَوْ فِسْقًا أُهِلَّ لِغَيْرِ اللّهِ بِهِ فَمَنِ اضْطُرَّ غَيْرَ بَاغٍ وَلاَ عَادٍ فَإِنَّ رَبَّكَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ
146 Aan hen die het jodendom aanhangen hebben Wij alles met klauwen verboden en van de koeien en het kleinvee hebben Wij hun het vet verboden behalve wat aan hun ruggen of ingewanden vastzit of wat met bot vergroeid is. Dat hebben Wij hun opgelegd als vergelding voor hun begerigheid; Wij spreken toch de waarheid. وَعَلَى الَّذِينَ هَادُواْ حَرَّمْنَا كُلَّ ذِي ظُفُرٍ وَمِنَ الْبَقَرِ وَالْغَنَمِ حَرَّمْنَا عَلَيْهِمْ شُحُومَهُمَا إِلاَّ مَا حَمَلَتْ ظُهُورُهُمَا أَوِ الْحَوَايَا أَوْ مَا اخْتَلَطَ بِعَظْمٍ ذَلِكَ جَزَيْنَاهُم بِبَغْيِهِمْ وِإِنَّا لَصَادِقُونَ
147 Als zij jou dan van leugens betichten zeg dan: "Jullie Heer is vol alomvattende barmhartigheid maar Zijn geweld kan niet worden afgewend van de misdadige mensen." فَإِن كَذَّبُوكَ فَقُل رَّبُّكُمْ ذُو رَحْمَةٍ وَاسِعَةٍ وَلاَ يُرَدُّ بَأْسُهُ عَنِ الْقَوْمِ الْمُجْرِمِينَ
148 De aanhangers van het veelgodendom zullen zeggen: "Als God gewild had hadden wij geen metgezellen [aan Hem] toegevoegd en onze vaderen ook niet en dan hadden wij ook niets verboden." Zo hebben zij hen die er voor jouw tijd waren ook van leugens beticht totdat zij Ons geweld proefden. Zeg: "Is er bij jullie kennis? Komt er dan voor ons mee voor de dag. Jullie volgen alleen maar vermoedens en jullie gissen slechts." سَيَقُولُ الَّذِينَ أَشْرَكُواْ لَوْ شَاء اللّهُ مَا أَشْرَكْنَا وَلاَ آبَاؤُنَا وَلاَ حَرَّمْنَا مِن شَيْءٍ كَذَلِكَ كَذَّبَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِم حَتَّى ذَاقُواْ بَأْسَنَا قُلْ هَلْ عِندَكُم مِّنْ عِلْمٍ فَتُخْرِجُوهُ لَنَا إِن تَتَّبِعُونَ إِلاَّ الظَّنَّ وَإِنْ أَنتُمْ إَلاَّ تَخْرُصُونَ
149 Zeg: "God heeft het doeltreffende argument; als Hij gewild had, dan had Hij jullie allen tezamen op het goede pad gebracht." قُلْ فَلِلّهِ الْحُجَّةُ الْبَالِغَةُ فَلَوْ شَاء لَهَدَاكُمْ أَجْمَعِينَ
150 Zeg: "Komt op met jullie getuigen die kunnen getuigen dat God dit verboden heeft." Maar als zij getuigenis afleggen, getuig dan niet met hen en volg de neigingen niet van hen die Onze tekenen loochenen en niet van hen die niet in het hiernamaals geloven en zeggen dat hun Heer gelijken heeft. قُلْ هَلُمَّ شُهَدَاءكُمُ الَّذِينَ يَشْهَدُونَ أَنَّ اللّهَ حَرَّمَ هَـذَا فَإِن شَهِدُواْ فَلاَ تَشْهَدْ مَعَهُمْ وَلاَ تَتَّبِعْ أَهْوَاء الَّذِينَ كَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا وَالَّذِينَ لاَ يُؤْمِنُونَ بِالآخِرَةِ وَهُم بِرَبِّهِمْ يَعْدِلُونَ
151 Zeg: "Komt, dan zal ik jullie voorlezen wat jullie Heer jullie verboden heeft: Dat jullie aan Hem niets als metgezel mogen toevoegen, -- en om goed te zijn voor de ouders -- dat jullie je kinderen niet mogen doden uit vrees voor armoe," -- Wij voorzien in jullie en hun levensonderhoud -- "dat jullie geen gruwelijkheden mogen benaderen, noch uiterlijk noch innerlijk en dat jullie niemand mogen doden -- wat God verboden heeft -- behalve volgens het recht. Dat draagt Hij jullie op; misschien zullen jullie verstandig worden. قُلْ تَعَالَوْاْ أَتْلُ مَا حَرَّمَ رَبُّكُمْ عَلَيْكُمْ أَلاَّ تُشْرِكُواْ بِهِ شَيْئًا وَبِالْوَالِدَيْنِ إِحْسَانًا وَلاَ تَقْتُلُواْ أَوْلاَدَكُم مِّنْ إمْلاَقٍ نَّحْنُ نَرْزُقُكُمْ وَإِيَّاهُمْ وَلاَ تَقْرَبُواْ الْفَوَاحِشَ مَا ظَهَرَ مِنْهَا وَمَا بَطَنَ وَلاَ تَقْتُلُواْ النَّفْسَ الَّتِي حَرَّمَ اللّهُ إِلاَّ بِالْحَقِّ ذَلِكُمْ وَصَّاكُمْ بِهِ لَعَلَّكُمْ تَعْقِلُونَ
152 En dat jullie niet aan het bezit van de wees mogen komen, tenzij dat op de beste manier gebeurt, totdat hij volgroeid is en dat jullie volle maat en gewicht in billijkheid moeten geven." -- Wij leggen niemand meer op dan hij kan dragen -- "En als jullie een uitspraak doen weest dan rechtvaardig zelfs al zou het een verwant betreffen. En dat jullie de verbintenis met God na moeten komen, dat draagt Hij jullie op -- misschien laten jullie je vermanen. وَلاَ تَقْرَبُواْ مَالَ الْيَتِيمِ إِلاَّ بِالَّتِي هِيَ أَحْسَنُ حَتَّى يَبْلُغَ أَشُدَّهُ وَأَوْفُواْ الْكَيْلَ وَالْمِيزَانَ بِالْقِسْطِ لاَ نُكَلِّفُ نَفْسًا إِلاَّ وُسْعَهَا وَإِذَا قُلْتُمْ فَاعْدِلُواْ وَلَوْ كَانَ ذَا قُرْبَى وَبِعَهْدِ اللّهِ أَوْفُواْ ذَلِكُمْ وَصَّاكُم بِهِ لَعَلَّكُمْ تَذَكَّرُونَ
153 En dat dit Mijn weg is, een juiste. Volgt die dus en volgt niet de verschillende andere wegen die jullie van Zijn weg afvoeren. Dat draagt Hij jullie op; misschien zullen jullie godvrezend worden." وَأَنَّ هَـذَا صِرَاطِي مُسْتَقِيمًا فَاتَّبِعُوهُ وَلاَ تَتَّبِعُواْ السُّبُلَ فَتَفَرَّقَ بِكُمْ عَن سَبِيلِهِ ذَلِكُمْ وَصَّاكُم بِهِ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ
154 Toen gaven Wij aan Moesa het boek om [Onze genade] aan hem die goed gedaan heeft volledig te maken en om alles uiteen te zetten en als leidraad en barmhartigheid; misschien zullen zij in de ontmoeting met hun Heer geloven. ثُمَّ آتَيْنَا مُوسَى الْكِتَابَ تَمَامًا عَلَى الَّذِيَ أَحْسَنَ وَتَفْصِيلاً لِّكُلِّ شَيْءٍ وَهُدًى وَرَحْمَةً لَّعَلَّهُم بِلِقَاء رَبِّهِمْ يُؤْمِنُونَ
155 En dit is een gezegend boek dat Wij neergezonden hebben. Volgt het dus en weest godvrezend; misschien zal aan jullie barmhartigheid bewezen worden. وَهَـذَا كِتَابٌ أَنزَلْنَاهُ مُبَارَكٌ فَاتَّبِعُوهُ وَاتَّقُواْ لَعَلَّكُمْ تُرْحَمُونَ
156 Dat jullie niet zeggen: "Het boek is op twee groepen voor onze tijd neergezonden en wij letten er niet op dat zij het bestudeerden." أَن تَقُولُواْ إِنَّمَا أُنزِلَ الْكِتَابُ عَلَى طَآئِفَتَيْنِ مِن قَبْلِنَا وَإِن كُنَّا عَن دِرَاسَتِهِمْ لَغَافِلِينَ
157 Of dat jullie niet zeggen: "Als het boek tot ons was neergezonden dan hadden wij ons beter de weg laten wijzen dan zij." Maar nu is er tot jullie een duidelijk bewijs van jullie Heer gekomen en een leidraad en barmhartigheid. En wie is er zondiger dan wie Gods tekenen loochent en zich daarvan afwendt? Wij zullen hen die zich van Onze tekenen afwenden vergelden met de vreselijke bestraffing voor dat waarvan zij zich afwenden. أَوْ تَقُولُواْ لَوْ أَنَّا أُنزِلَ عَلَيْنَا الْكِتَابُ لَكُنَّا أَهْدَى مِنْهُمْ فَقَدْ جَاءكُم بَيِّنَةٌ مِّن رَّبِّكُمْ وَهُدًى وَرَحْمَةٌ فَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّن كَذَّبَ بِآيَاتِ اللّهِ وَصَدَفَ عَنْهَا سَنَجْزِي الَّذِينَ يَصْدِفُونَ عَنْ آيَاتِنَا سُوءَ الْعَذَابِ بِمَا كَانُواْ يَصْدِفُونَ
158 Kunnen zij dan iets anders verwachten dan dat de engelen tot hen komen of dat jouw Heer komt of dat er enige tekenen van jouw Heer komen? Op de dag dat er enige tekenen van jouw Heer komen heeft niemand nut van zijn geloof als hij niet al voor die tijd geloofd had of in zijn geloof iets goeds verworven had. Zeg: "Wachten jullie maar af; wij wachten ook af." هَلْ يَنظُرُونَ إِلاَّ أَن تَأْتِيهُمُ الْمَلآئِكَةُ أَوْ يَأْتِيَ رَبُّكَ أَوْ يَأْتِيَ بَعْضُ آيَاتِ رَبِّكَ يَوْمَ يَأْتِي بَعْضُ آيَاتِ رَبِّكَ لاَ يَنفَعُ نَفْسًا إِيمَانُهَا لَمْ تَكُنْ آمَنَتْ مِن قَبْلُ أَوْ كَسَبَتْ فِي إِيمَانِهَا خَيْرًا قُلِ انتَظِرُواْ إِنَّا مُنتَظِرُونَ
159 Zij die hun godsdienst opsplitsen en tot sekten zijn geworden, met hen heb jij niets gemeen. Hun zaak wordt naar God verwezen; Hij zal hun dan meedelen wat zij deden. إِنَّ الَّذِينَ فَرَّقُواْ دِينَهُمْ وَكَانُواْ شِيَعًا لَّسْتَ مِنْهُمْ فِي شَيْءٍ إِنَّمَا أَمْرُهُمْ إِلَى اللّهِ ثُمَّ يُنَبِّئُهُم بِمَا كَانُواْ يَفْعَلُونَ
160 Als iemand met een goede daad komt dan is er voor hem tien maal zoveel en als iemand met een slechte daad komt dan wordt hem slechts dienovereenkomstig vergolden en hun zal geen onrecht worden aangedaan. مَن جَاء بِالْحَسَنَةِ فَلَهُ عَشْرُ أَمْثَالِهَا وَمَن جَاء بِالسَّيِّئَةِ فَلاَ يُجْزَى إِلاَّ مِثْلَهَا وَهُمْ لاَ يُظْلَمُونَ
161 Zeg: "Mijn Heer heeft mij op een juiste weg gebracht: een juiste godsdienst; het geloof van Ibrahiem die het zuivere geloof aanhing. Hij behoorde niet tot de veelgodendienaars." قُلْ إِنَّنِي هَدَانِي رَبِّي إِلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ دِينًا قِيَمًا مِّلَّةَ إِبْرَاهِيمَ حَنِيفًا وَمَا كَانَ مِنَ الْمُشْرِكِين
162 Zeg: "Mijn salaat en mijn godsdienstoefening, mijn leven en mijn sterven behoren God toe, de Heer van de wereldbewoners. قُلْ إِنَّ صَلاَتِي وَنُسُكِي وَمَحْيَايَ وَمَمَاتِي لِلّهِ رَبِّ الْعَالَمِينَ
163 Geen metgezel heeft Hij. Dat is aan mij bevolen en ik ben de eerste van hen die zich [aan God] overgeven." لاَ شَرِيكَ لَهُ وَبِذَلِكَ أُمِرْتُ وَأَنَاْ أَوَّلُ الْمُسْلِمِينَ
164 Zeg: "Zal ik een ander dan God als Heer begeren, terwijl Hij toch de Heer van alles is?" Iedere ziel begaat [het slechte] slechts ten koste van zichzelf. Niemand is belast met de last van een ander. Daarna is jullie terugkeer tot jullie Heer. Hij zal jullie dan dat waarover jullie het oneens waren meedelen. قُلْ أَغَيْرَ اللّهِ أَبْغِي رَبًّا وَهُوَ رَبُّ كُلِّ شَيْءٍ وَلاَ تَكْسِبُ كُلُّ نَفْسٍ إِلاَّ عَلَيْهَا وَلاَ تَزِرُ وَازِرَةٌ وِزْرَ أُخْرَى ثُمَّ إِلَى رَبِّكُم مَّرْجِعُكُمْ فَيُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ فِيهِ تَخْتَلِفُونَ
165 Hij is het die jullie op de aarde tot elkaar opvolgende geslachten gemaakt heeft en die sommigen van jullie hogere rangen dan anderen gegeven heeft om jullie op de proef te stellen in wat Hij jullie gegeven heeft. Jouw Heer is zeker snel met de afstraffing en Hij is werkelijk vergevend en barmhartig. وَهُوَ الَّذِي جَعَلَكُمْ خَلاَئِفَ الأَرْضِ وَرَفَعَ بَعْضَكُمْ فَوْقَ بَعْضٍ دَرَجَاتٍ لِّيَبْلُوَكُمْ فِي مَا آتَاكُمْ إِنَّ رَبَّكَ سَرِيعُ الْعِقَابِ وَإِنَّهُ لَغَفُورٌ رَّحِيمٌ
;