An-Nur

Change Language
Change Surah
Change Recitation

Dutch: Fred Leemhuis

Play All
# Translation Ayah
1 Een soera die Wij hebben neergezonden, die Wij tot een verplichting gemaakt hebben en waarin Wij duidelijke tekenen hebben neergezonden; misschien laten jullie je vermanen. سُورَةٌ أَنزَلْنَاهَا وَفَرَضْنَاهَا وَأَنزَلْنَا فِيهَا آيَاتٍ بَيِّنَاتٍ لَّعَلَّكُمْ تَذَكَّرُونَ
2 De overspelige vrouw en de overspelige man, geselt elk van hen beiden met honderd geselslagen en krijgt in Gods godsdienst geen mededogen met hen, als jullie in God en de laatste dag geloven. Bij hun bestraffing moet een groep gelovigen aanwezig zijn. الزَّانِيَةُ وَالزَّانِي فَاجْلِدُوا كُلَّ وَاحِدٍ مِّنْهُمَا مِئَةَ جَلْدَةٍ وَلَا تَأْخُذْكُم بِهِمَا رَأْفَةٌ فِي دِينِ اللَّهِ إِن كُنتُمْ تُؤْمِنُونَ بِاللَّهِ وَالْيَوْمِ الْآخِرِ وَلْيَشْهَدْ عَذَابَهُمَا طَائِفَةٌ مِّنَ الْمُؤْمِنِينَ
3 Een overspelige man mag slechts met een overspelige vrouw trouwen of met een aanhangster van het veelgodendom. En met een overspelige vrouw mag slechts een overspelige man trouwen of een aanhanger van het veelgodendom. Dat is namelijk voor de gelovigen verboden. الزَّانِي لَا يَنكِحُ إلَّا زَانِيَةً أَوْ مُشْرِكَةً وَالزَّانِيَةُ لَا يَنكِحُهَا إِلَّا زَانٍ أَوْ مُشْرِكٌ وَحُرِّمَ ذَلِكَ عَلَى الْمُؤْمِنِينَ
4 Zij die eerbaar getrouwde vrouwen beschuldigen en dan niet met vier getuigen komen, geselt hen met tachtig geselslagen. Van hen zullen jullie nooit meer getuigenis aannemen; zij zijn de verdorvenen. وَالَّذِينَ يَرْمُونَ الْمُحْصَنَاتِ ثُمَّ لَمْ يَأْتُوا بِأَرْبَعَةِ شُهَدَاء فَاجْلِدُوهُمْ ثَمَانِينَ جَلْدَةً وَلَا تَقْبَلُوا لَهُمْ شَهَادَةً أَبَدًا وَأُوْلَئِكَ هُمُ الْفَاسِقُونَ
5 Behalve zij die daarna berouwvol zijn en zich beteren. God is vergevend en barmhartig. إِلَّا الَّذِينَ تَابُوا مِن بَعْدِ ذَلِكَ وَأَصْلَحُوا فَإِنَّ اللَّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ
6 Zij die hun echtgenotes beschuldigen en behalve zichzelf geen getuigen hebben, het getuigenis van een van hen zal zijn dat hij viermaal bij God getuigt dat hij iemand is die de waarheid zegt. وَالَّذِينَ يَرْمُونَ أَزْوَاجَهُمْ وَلَمْ يَكُن لَّهُمْ شُهَدَاء إِلَّا أَنفُسُهُمْ فَشَهَادَةُ أَحَدِهِمْ أَرْبَعُ شَهَادَاتٍ بِاللَّهِ إِنَّهُ لَمِنَ الصَّادِقِينَ
7 En de vijfde maal [moet hij uitspreken] dat Gods vloek op hem zal rusten als hij een leugenaar is. وَالْخَامِسَةُ أَنَّ لَعْنَتَ اللَّهِ عَلَيْهِ إِن كَانَ مِنَ الْكَاذِبِينَ
8 En als zij viermaal bij God getuigt dat hij een leugenaar is, dan weert dat voor haar de bestraffing af. وَيَدْرَأُ عَنْهَا الْعَذَابَ أَنْ تَشْهَدَ أَرْبَعَ شَهَادَاتٍ بِاللَّهِ إِنَّهُ لَمِنَ الْكَاذِبِينَ
9 En de vijfde maal [moet zij uitspreken] dat Gods toorn op haar zal rusten als hij iemand is die de waarheid zegt. وَالْخَامِسَةَ أَنَّ غَضَبَ اللَّهِ عَلَيْهَا إِن كَانَ مِنَ الصَّادِقِينَ
10 En zonder Gods goedgunstigheid jegens jullie en Zijn barmhartigheid en dat Hij een wijze genadegever is? وَلَوْلَا فَضْلُ اللَّهِ عَلَيْكُمْ وَرَحْمَتُهُ وَأَنَّ اللَّهَ تَوَّابٌ حَكِيمٌ
11 Zij die de laster hebben geuit zijn maar een groep uit jullie midden. Jullie moeten niet denken dat het iets slechts voor jullie is. Integendeel, het is iets goeds voor jullie. Ieder van hen wordt de zonde die hij heeft begaan aangerekend, maar hij die het meeste op zijn geweten heeft, hem wacht een geweldige bestraffing. إِنَّ الَّذِينَ جَاؤُوا بِالْإِفْكِ عُصْبَةٌ مِّنكُمْ لَا تَحْسَبُوهُ شَرًّا لَّكُم بَلْ هُوَ خَيْرٌ لَّكُمْ لِكُلِّ امْرِئٍ مِّنْهُم مَّا اكْتَسَبَ مِنَ الْإِثْمِ وَالَّذِي تَوَلَّى كِبْرَهُ مِنْهُمْ لَهُ عَذَابٌ عَظِيمٌ
12 Waren de gelovige mannen en vrouwen, toen jullie het hoorden, maar weldenkend over zichzelf geweest en hadden zij maar gezegd: "Dit is duidelijke laster." لَوْلَا إِذْ سَمِعْتُمُوهُ ظَنَّ الْمُؤْمِنُونَ وَالْمُؤْمِنَاتُ بِأَنفُسِهِمْ خَيْرًا وَقَالُوا هَذَا إِفْكٌ مُّبِينٌ
13 Waren zij maar met vier getuigen gekomen. Nu zij niet met getuigen zijn gekomen zijn zij het die bij God als leugenaars gelden. لَوْلَا جَاؤُوا عَلَيْهِ بِأَرْبَعَةِ شُهَدَاء فَإِذْ لَمْ يَأْتُوا بِالشُّهَدَاء فَأُوْلَئِكَ عِندَ اللَّهِ هُمُ الْكَاذِبُونَ
14 En zonder Gods goedgunstigheid jegens jullie en Zijn barmhartigheid in het tegenwoordige leven en in het hiernamaals had jullie voor wat jullie zo overhaast gezegd hebben een geweldige bestraffing getroffen. وَلَوْلَا فَضْلُ اللَّهِ عَلَيْكُمْ وَرَحْمَتُهُ فِي الدُّنْيَا وَالْآخِرَةِ لَمَسَّكُمْ فِي مَا أَفَضْتُمْ فِيهِ عَذَابٌ عَظِيمٌ
15 Toen jullie dat met jullie tongen overnamen, met jullie monden zeiden waarvan jullie geen kennis hebben en dachten dat het iets onbeduidends was, maar bij God was het afschuwelijk. إِذْ تَلَقَّوْنَهُ بِأَلْسِنَتِكُمْ وَتَقُولُونَ بِأَفْوَاهِكُم مَّا لَيْسَ لَكُم بِهِ عِلْمٌ وَتَحْسَبُونَهُ هَيِّنًا وَهُوَ عِندَ اللَّهِ عَظِيمٌ
16 Hadden jullie, toen jullie het hoorden, maar gezegd: "Het is niet aan ons hierover te spreken. U zij geprezen; dit is geweldige kwaadsprekerij." وَلَوْلَا إِذْ سَمِعْتُمُوهُ قُلْتُم مَّا يَكُونُ لَنَا أَن نَّتَكَلَّمَ بِهَذَا سُبْحَانَكَ هَذَا بُهْتَانٌ عَظِيمٌ
17 God spoort jullie aan nooit meer iets dergelijks te doen, als jullie gelovig zijn. يَعِظُكُمُ اللَّهُ أَن تَعُودُوا لِمِثْلِهِ أَبَدًا إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ
18 En God maakt jullie de tekenen duidelijk; God is wetend en wijs. وَيُبَيِّنُ اللَّهُ لَكُمُ الْآيَاتِ وَاللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌ
19 Zij die graag zouden willen dat gruweldaad zich onder hen die geloven verspreidt, voor hen is er een pijnlijke bestraffing in het tegenwoordige leven en in het hiernamaals. God weet en jullie weten niet. إِنَّ الَّذِينَ يُحِبُّونَ أَن تَشِيعَ الْفَاحِشَةُ فِي الَّذِينَ آمَنُوا لَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ فِي الدُّنْيَا وَالْآخِرَةِ وَاللَّهُ يَعْلَمُ وَأَنتُمْ لَا تَعْلَمُونَ
20 En zonder Gods goedgunstigheid jegens jullie en Zijn barmhartigheid en dat God vol mededogen en barmhartig is? وَلَوْلَا فَضْلُ اللَّهِ عَلَيْكُمْ وَرَحْمَتُهُ وَأَنَّ اللَّه رَؤُوفٌ رَحِيمٌ
21 Jullie die geloven! Volgt de voetstappen van de satan niet. En als iemand de voetstappen van de satan volgt?; hij legt jullie het gruwelijke en het verwerpelijke op. En zonder Gods goedgunstigheid jegens jullie en Zijn barmhartigheid zou niemand van jullie ooit gelouterd worden, maar God loutert wie Hij wil; God is horend en wetend. يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لَا تَتَّبِعُوا خُطُوَاتِ الشَّيْطَانِ وَمَن يَتَّبِعْ خُطُوَاتِ الشَّيْطَانِ فَإِنَّهُ يَأْمُرُ بِالْفَحْشَاء وَالْمُنكَرِ وَلَوْلَا فَضْلُ اللَّهِ عَلَيْكُمْ وَرَحْمَتُهُ مَا زَكَا مِنكُم مِّنْ أَحَدٍ أَبَدًا وَلَكِنَّ اللَّهَ يُزَكِّي مَن يَشَاء وَاللَّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ
22 Zij onder jullie die het goed en ruim hebben mogen niet zweren dat zij de verwanten, de behoeftigen en de uitgewekenen op Gods weg niets zullen geven. Zij moeten juist vergiffenis schenken en kwijtschelden. Willen jullie ook niet graag dat God jullie vergeeft? God is vergevend en barmhartig. وَلَا يَأْتَلِ أُوْلُوا الْفَضْلِ مِنكُمْ وَالسَّعَةِ أَن يُؤْتُوا أُوْلِي الْقُرْبَى وَالْمَسَاكِينَ وَالْمُهَاجِرِينَ فِي سَبِيلِ اللَّهِ وَلْيَعْفُوا وَلْيَصْفَحُوا أَلَا تُحِبُّونَ أَن يَغْفِرَ اللَّهُ لَكُمْ وَاللَّهُ غَفُورٌ رَّحِيمٌ
23 Zij die eerbaar getrouwde, niets vermoedende en gelovige vrouwen beschuldigen worden vervloekt in het tegenwoordige leven en in het hiernamaals en voor hen is er een geweldige bestraffing إِنَّ الَّذِينَ يَرْمُونَ الْمُحْصَنَاتِ الْغَافِلَاتِ الْمُؤْمِنَاتِ لُعِنُوا فِي الدُّنْيَا وَالْآخِرَةِ وَلَهُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌ
24 op de dag dat hun tongen, hun handen en hun voeten tegen hen zullen getuigen over wat zij deden. يَوْمَ تَشْهَدُ عَلَيْهِمْ أَلْسِنَتُهُمْ وَأَيْدِيهِمْ وَأَرْجُلُهُم بِمَا كَانُوا يَعْمَلُونَ
25 Op die dag zal God hun hun ware loon volledig geven en zullen zij weten dat God de duidelijke waarheid is. يَوْمَئِذٍ يُوَفِّيهِمُ اللَّهُ دِينَهُمُ الْحَقَّ وَيَعْلَمُونَ أَنَّ اللَّهَ هُوَ الْحَقُّ الْمُبِينُ
26 Onbetamelijke vrouwen horen bij onbetamelijke mannen en onbetamelijke mannen horen bij onbetamelijke vrouwen. Goede vrouwen horen bij goede mannen en goede mannen horen bij goede vrouwen; zij zijn het die onschuldig worden verklaard aan wat zij zeggen. Voor hen is er vergeving en een voortreffelijke voorziening. الْخَبِيثَاتُ لِلْخَبِيثِينَ وَالْخَبِيثُونَ لِلْخَبِيثَاتِ وَالطَّيِّبَاتُ لِلطَّيِّبِينَ وَالطَّيِّبُونَ لِلطَّيِّبَاتِ أُوْلَئِكَ مُبَرَّؤُونَ مِمَّا يَقُولُونَ لَهُم مَّغْفِرَةٌ وَرِزْقٌ كَرِيمٌ
27 Jullie die geloven! Gaat andere huizen dan jullie eigen huizen pas binnen als jullie gevraagd hebben of het gelegen komt en hun bewoners gegroet hebben. Dat is beter voor jullie; misschien zullen jullie je laten vermanen. يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لَا تَدْخُلُوا بُيُوتًا غَيْرَ بُيُوتِكُمْ حَتَّى تَسْتَأْنِسُوا وَتُسَلِّمُوا عَلَى أَهْلِهَا ذَلِكُمْ خَيْرٌ لَّكُمْ لَعَلَّكُمْ تَذَكَّرُونَ
28 En als jullie er niemand in vinden gaat er dan pas binnen als men jullie toestemming geeft, maar als men tot jullie zegt: "Ga terug" ga dan terug. Dat is zuiverder voor jullie; God weet wat jullie doen. فَإِن لَّمْ تَجِدُوا فِيهَا أَحَدًا فَلَا تَدْخُلُوهَا حَتَّى يُؤْذَنَ لَكُمْ وَإِن قِيلَ لَكُمُ ارْجِعُوا فَارْجِعُوا هُوَ أَزْكَى لَكُمْ وَاللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ عَلِيمٌ
29 Het is voor jullie geen overtreding als jullie onbewoonde huizen binnengaan waarin er voor jullie iets is om te gebruiken. God weet wat jullie openlijk en in het verborgen doen. لَّيْسَ عَلَيْكُمْ جُنَاحٌ أَن تَدْخُلُوا بُيُوتًا غَيْرَ مَسْكُونَةٍ فِيهَا مَتَاعٌ لَّكُمْ وَاللَّهُ يَعْلَمُ مَا تُبْدُونَ وَمَا تَكْتُمُونَ
30 Zeg tot de gelovige mannen dat zij hun ogen neerslaan en hun schaamstreek kuis bewaren. Dat is zuiverder voor hen; God is welingelicht over wat zij doen. قُل لِّلْمُؤْمِنِينَ يَغُضُّوا مِنْ أَبْصَارِهِمْ وَيَحْفَظُوا فُرُوجَهُمْ ذَلِكَ أَزْكَى لَهُمْ إِنَّ اللَّهَ خَبِيرٌ بِمَا يَصْنَعُونَ
31 En zeg tot de gelovige vrouwen dat zij hun ogen neerslaan en hun schaamstreek kuis bewaren en dat zij hun sieraad niet openlijk tonen, behalve wat gewoon al zichtbaar is. En zij moeten sluiers over hun boezem dragen en hun sieraad niet openlijk tonen, behalve aan hun echtgenoten of hun vaders of de vaders van hun echtgenoten of hun zonen of de zonen van hun echtgenoten of hun broers of de zonen van hun broers of de zonen van hun zusters of hun vrouwen of slavinnen over wie zij beschikken of mannelijke volgelingen die geen geslachtsdrift meer hebben of de kinderen die nog niet op de schaamdelen van de vrouwen letten. En zij moeten niet met hun voeten stampen zodat men weet wat zij voor verborgen sieraad dragen. En wendt jullie berouwvol tot God, o gelovigen; misschien zal het jullie welgaan. وَقُل لِّلْمُؤْمِنَاتِ يَغْضُضْنَ مِنْ أَبْصَارِهِنَّ وَيَحْفَظْنَ فُرُوجَهُنَّ وَلَا يُبْدِينَ زِينَتَهُنَّ إِلَّا مَا ظَهَرَ مِنْهَا وَلْيَضْرِبْنَ بِخُمُرِهِنَّ عَلَى جُيُوبِهِنَّ وَلَا يُبْدِينَ زِينَتَهُنَّ إِلَّا لِبُعُولَتِهِنَّ أَوْ آبَائِهِنَّ أَوْ آبَاء بُعُولَتِهِنَّ أَوْ أَبْنَائِهِنَّ أَوْ أَبْنَاء بُعُولَتِهِنَّ أَوْ إِخْوَانِهِنَّ أَوْ بَنِي إِخْوَانِهِنَّ أَوْ بَنِي أَخَوَاتِهِنَّ أَوْ نِسَائِهِنَّ أَوْ مَا مَلَكَتْ أَيْمَانُهُنَّ أَوِ التَّابِعِينَ غَيْرِ أُوْلِي الْإِرْبَةِ مِنَ الرِّجَالِ أَوِ الطِّفْلِ الَّذِينَ لَمْ يَظْهَرُوا عَلَى عَوْرَاتِ النِّسَاء وَلَا يَضْرِبْنَ بِأَرْجُلِهِنَّ لِيُعْلَمَ مَا يُخْفِينَ مِن زِينَتِهِنَّ وَتُوبُوا إِلَى اللَّهِ جَمِيعًا أَيُّهَا الْمُؤْمِنُونَ لَعَلَّكُمْ تُفْلِحُونَ
32 En trouwt met hen uit jullie midden die nog vrijgezel zijn en de rechtschapenen uit jullie slaven en slavinnen. Als zij arm zijn zal God hen door Zijn goedgunstigheid rijk maken; God is alomvattend en wetend. وَأَنكِحُوا الْأَيَامَى مِنكُمْ وَالصَّالِحِينَ مِنْ عِبَادِكُمْ وَإِمَائِكُمْ إِن يَكُونُوا فُقَرَاء يُغْنِهِمُ اللَّهُ مِن فَضْلِهِ وَاللَّهُ وَاسِعٌ عَلِيمٌ
33 En zij die geen manier vinden om te trouwen moeten kuis onthouding oefenen totdat God hen door Zijn goedgunstigheid rijk maakt. En voor hen onder de slaven waarover jullie beschikken, die de vrijbrief begeren, schrijft voor hen de vrijbrief als jullie iets goeds in hen vaststelt. En geeft hun iets van Gods bezit wat Hij aan jullie gegeven heeft. En dwingt jullie slavinnen niet tot onkuisheid, als zij eerbaar wensen te blijven, in jullie streven naar het stoffelijk gewin van het tegenwoordige leven. En als iemand hen dwingt dan is God nadat zij gedwongen zijn geweest vergevend en barmhartig. وَلْيَسْتَعْفِفِ الَّذِينَ لَا يَجِدُونَ نِكَاحًا حَتَّى يُغْنِيَهُمْ اللَّهُ مِن فَضْلِهِ وَالَّذِينَ يَبْتَغُونَ الْكِتَابَ مِمَّا مَلَكَتْ أَيْمَانُكُمْ فَكَاتِبُوهُمْ إِنْ عَلِمْتُمْ فِيهِمْ خَيْرًا وَآتُوهُم مِّن مَّالِ اللَّهِ الَّذِي آتَاكُمْ وَلَا تُكْرِهُوا فَتَيَاتِكُمْ عَلَى الْبِغَاء إِنْ أَرَدْنَ َحَصُّنًا لِّتَبْتَغُوا عَرَضَ الْحَيَاةِ الدُّنْيَا وَمَن يُكْرِههُّنَّ فَإِنَّ اللَّهَ مِن بَعْدِ إِكْرَاهِهِنَّ غَفُورٌ رَّحِيمٌ
34 En Wij hebben naar jou verduidelijkende tekenen gezonden en een voorbeeld van hen die voor jullie tijd zijn heengegaan en een aansporing voor de godvrezenden. وَلَقَدْ أَنزَلْنَا إِلَيْكُمْ آيَاتٍ مُّبَيِّنَاتٍ وَمَثَلًا مِّنَ الَّذِينَ خَلَوْا مِن قَبْلِكُمْ وَمَوْعِظَةً لِّلْمُتَّقِينَ
35 God is het licht van de hemelen en de aarde. Zijn licht lijkt bijvoorbeeld op een nis met een lamp erin. De lamp staat in een glas. Het glas is zo schitterend als een stralende ster. Zij brandt [op olie] van een gezegende boom, een olijfboom -- geen oostelijke en geen westelijke -- waarvan de olie bijna [uit zichzelf] licht geeft, ook al heeft geen vuur haar aangeraakt; licht boven licht. God leidt tot Zijn licht wie Hij wil -- God geeft vergelijkingen voor de mensen en God is alwetend -- اللَّهُ نُورُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ مَثَلُ نُورِهِ كَمِشْكَاةٍ فِيهَا مِصْبَاحٌ الْمِصْبَاحُ فِي زُجَاجَةٍ الزُّجَاجَةُ كَأَنَّهَا كَوْكَبٌ دُرِّيٌّ يُوقَدُ مِن شَجَرَةٍ مُّبَارَكَةٍ زَيْتُونِةٍ لَّا شَرْقِيَّةٍ وَلَا غَرْبِيَّةٍ يَكَادُ زَيْتُهَا يُضِيءُ وَلَوْ لَمْ تَمْسَسْهُ نَارٌ نُّورٌ عَلَى نُورٍ يَهْدِي اللَّهُ لِنُورِهِ مَن يَشَاء وَيَضْرِبُ اللَّهُ الْأَمْثَالَ لِلنَّاسِ وَاللَّهُ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيمٌ
36 in huizen waarvan God heeft toegestemd dat zij werden opgericht en waarin Zijn naam wordt vermeld. Hem prijzen daarin in de morgenstond en in de avond فِي بُيُوتٍ أَذِنَ اللَّهُ أَن تُرْفَعَ وَيُذْكَرَ فِيهَا اسْمُهُ يُسَبِّحُ لَهُ فِيهَا بِالْغُدُوِّ وَالْآصَالِ
37 mannen, die niet door koopwaar en handel afgeleid worden van het gedenken Gods, het verrichten van de salaat en het geven van de zakaat en die een dag vrezen waarop de harten en de ogen zich omdraaien, رِجَالٌ لَّا تُلْهِيهِمْ تِجَارَةٌ وَلَا بَيْعٌ عَن ذِكْرِ اللَّهِ وَإِقَامِ الصَّلَاةِ وَإِيتَاء الزَّكَاةِ يَخَافُونَ يَوْمًا تَتَقَلَّبُ فِيهِ الْقُلُوبُ وَالْأَبْصَارُ
38 opdat God hen zal belonen voor het beste dat zij gedaan hebben en hun van Zijn goedgunstigheid nog meer zal geven. God geeft levensonderhoud aan wie Hij wil, zonder afrekening. لِيَجْزِيَهُمُ اللَّهُ أَحْسَنَ مَا عَمِلُوا وَيَزِيدَهُم مِّن فَضْلِهِ وَاللَّهُ يَرْزُقُ مَن يَشَاء بِغَيْرِ حِسَابٍ
39 Maar zij die ongelovig zijn, hun daden zijn als een luchtspiegeling op een vlakte. De dorstige denkt dat het water is en wanneer hij er dan gekomen is vindt hij niets. Maar daar vindt hij God, die hem dan zijn rekening volledig betaalt; God is snel met de afrekening. وَالَّذِينَ كَفَرُوا أَعْمَالُهُمْ كَسَرَابٍ بِقِيعَةٍ يَحْسَبُهُ الظَّمْآنُ مَاء حَتَّى إِذَا جَاءهُ لَمْ يَجِدْهُ شَيْئًا وَوَجَدَ اللَّهَ عِندَهُ فَوَفَّاهُ حِسَابَهُ وَاللَّهُ سَرِيعُ الْحِسَابِ
40 Of [ze zijn] als duisternissen op een diepe zee die door golven bedekt wordt met nog golven erboven waarboven wolken zijn: duisternissen boven elkaar. Wanneer hij zijn hand uitsteekt kan hij hem bijna niet zien. En aan wie God geen licht geeft, voor hem is er geen licht. أَوْ كَظُلُمَاتٍ فِي بَحْرٍ لُّجِّيٍّ يَغْشَاهُ مَوْجٌ مِّن فَوْقِهِ مَوْجٌ مِّن فَوْقِهِ سَحَابٌ ظُلُمَاتٌ بَعْضُهَا فَوْقَ بَعْضٍ إِذَا أَخْرَجَ يَدَهُ لَمْ يَكَدْ يَرَاهَا وَمَن لَّمْ يَجْعَلِ اللَّهُ لَهُ نُورًا فَمَا لَهُ مِن نُّورٍ
41 Heb jij niet gezien dat God geprezen wordt door wie er in de hemelen en op de aarde zijn en ook door de vogels met uitgespreide vleugels? En van een ieder kent Hij zijn salaat en zijn lofprijzing; God weet wat zij doen. أَلَمْ تَرَ أَنَّ اللَّهَ يُسَبِّحُ لَهُ مَن فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَالطَّيْرُ صَافَّاتٍ كُلٌّ قَدْ عَلِمَ صَلَاتَهُ وَتَسْبِيحَهُ وَاللَّهُ عَلِيمٌ بِمَا يَفْعَلُونَ
42 God heeft de heerschappij over de hemelen en de aarde; bij God is de bestemming. وَلِلَّهِ مُلْكُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَإِلَى اللَّهِ الْمَصِيرُ
43 Heb jij niet gezien dat God de wolken voortstuwt, ze dan samenvoegt en dan tot een stapel maakt? Dan zie je de regen ertussenuit komen. En Hij laat uit de hemel bergen neerdalen waarin hagel is en Hij treft daarmee wie Hij wil en wendt het af van wie Hij wil. Bijna ontneemt de flits van de bliksem ervan hem het gezichtsvermogen. أَلَمْ تَرَ أَنَّ اللَّهَ يُزْجِي سَحَابًا ثُمَّ يُؤَلِّفُ بَيْنَهُ ثُمَّ يَجْعَلُهُ رُكَامًا فَتَرَى الْوَدْقَ يَخْرُجُ مِنْ خِلَالِهِ وَيُنَزِّلُ مِنَ السَّمَاء مِن جِبَالٍ فِيهَا مِن بَرَدٍ فَيُصِيبُ بِهِ مَن يَشَاء وَيَصْرِفُهُ عَن مَّن يَشَاء يَكَادُ سَنَا بَرْقِهِ يَذْهَبُ بِالْأَبْصَارِ
44 God keert de nacht en de dag om. Daarin is een les voor hen die inzicht hebben. يُقَلِّبُ اللَّهُ اللَّيْلَ وَالنَّهَارَ إِنَّ فِي ذَلِكَ لَعِبْرَةً لِّأُوْلِي الْأَبْصَارِ
45 God heeft ieder dier uit water geschapen; daaronder zijn er die op hun buik gaan, daaronder zijn er die op twee benen lopen en er zijn daaronder die op vier lopen. God schept wat Hij wil; God is almachtig. وَاللَّهُ خَلَقَ كُلَّ دَابَّةٍ مِن مَّاء فَمِنْهُم مَّن يَمْشِي عَلَى بَطْنِهِ وَمِنْهُم مَّن يَمْشِي عَلَى رِجْلَيْنِ وَمِنْهُم مَّن يَمْشِي عَلَى أَرْبَعٍ يَخْلُقُ اللَّهُ مَا يَشَاء إِنَّ اللَّهَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ
46 Wij hebben verduidelijkende tekenen neergezonden. God wijst aan wie Hij wil de goede richting naar een juiste weg. لَقَدْ أَنزَلْنَا آيَاتٍ مُّبَيِّنَاتٍ وَاللَّهُ يَهْدِي مَن يَشَاء إِلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ
47 En zij zeggen: "Wij geloven in God en de gezant en wij gehoorzamen." Dan keert daarna een groep van hen zich af. Dat zijn geen gelovigen. وَيَقُولُونَ آمَنَّا بِاللَّهِ وَبِالرَّسُولِ وَأَطَعْنَا ثُمَّ يَتَوَلَّى فَرِيقٌ مِّنْهُم مِّن بَعْدِ ذَلِكَ وَمَا أُوْلَئِكَ بِالْمُؤْمِنِينَ
48 En wanneer zij tot God en Zijn gezant worden opgeroepen opdat hij tussen hen zal oordelen, dan wendt een groep van hen zich af. وَإِذَا دُعُوا إِلَى اللَّهِ وَرَسُولِهِ لِيَحْكُمَ بَيْنَهُمْ إِذَا فَرِيقٌ مِّنْهُم مُّعْرِضُونَ
49 Maar als het recht aan hun kant is, komen zij gewillig naar hem. وَإِن يَكُن لَّهُمُ الْحَقُّ يَأْتُوا إِلَيْهِ مُذْعِنِينَ
50 Is er in hun harten een ziekte of twijfelen zij of zijn zij bang dat God en Zijn profeet hun onrecht zullen aandoen? Welnee zij zijn het die onrecht plegen. أَفِي قُلُوبِهِم مَّرَضٌ أَمِ ارْتَابُوا أَمْ يَخَافُونَ أَن يَحِيفَ اللَّهُ عَلَيْهِمْ وَرَسُولُهُ بَلْ أُوْلَئِكَ هُمُ الظَّالِمُونَ
51 Maar wat de gelovigen zeggen wanneer zij tot God en Zijn gezant worden opgeroepen opdat hij tussen hen zal oordelen is: "Wij horen en gehoorzamen. Zij zijn het die het welgaat." إِنَّمَا كَانَ قَوْلَ الْمُؤْمِنِينَ إِذَا دُعُوا إِلَى اللَّهِ وَرَسُولِهِ لِيَحْكُمَ بَيْنَهُمْ أَن يَقُولُوا سَمِعْنَا وَأَطَعْنَا وَأُوْلَئِكَ هُمُ الْمُفْلِحُونَ
52 En wie God en Zijn gezant gehoorzaamt en voor God bevreesd is en Hem vreest, zij zijn het die triomferen. وَمَن يُطِعِ اللَّهَ وَرَسُولَهُ وَيَخْشَ اللَّهَ وَيَتَّقْهِ فَأُوْلَئِكَ هُمُ الْفَائِزُونَ
53 Zij zweren bij God dure eden dat zij als jij hun beveelt zullen uittrekken. Zeg: "Zweert niet! Gehoorzaamheid is passend! God is welingelicht over wat jullie doen." وَأَقْسَمُوا بِاللَّهِ جَهْدَ أَيْمَانِهِمْ لَئِنْ أَمَرْتَهُمْ لَيَخْرُجُنَّ قُل لَّا تُقْسِمُوا طَاعَةٌ مَّعْرُوفَةٌ إِنَّ اللَّهَ خَبِيرٌ بِمَا تَعْمَلُونَ
54 Zeg: "Gehoorzaamt God en gehoorzaamt de gezant, maar als jullie je afkeren, dan is hij alleen maar verplicht tot dat waarmee hij belast is. En jullie zijn verplicht tot dat waarmee jullie belast zijn. En als jullie hem gehoorzamen dan laten jullie je de goede richting wijzen. De gezant heeft alleen maar de plicht van de duidelijke verkondiging." قُلْ أَطِيعُوا اللَّهَ وَأَطِيعُوا الرَّسُولَ فَإِن تَوَلَّوا فَإِنَّمَا عَلَيْهِ مَا حُمِّلَ وَعَلَيْكُم مَّا حُمِّلْتُمْ وَإِن تُطِيعُوهُ تَهْتَدُوا وَمَا عَلَى الرَّسُولِ إِلَّا الْبَلَاغُ الْمُبِينُ
55 God heeft hun onder jullie die geloven en de deugdelijke daden doen toegezegd, dat Hij hen als opvolgers op de aarde laat komen zoals Hij hen die voor hen waren als opvolgers heeft laten komen en dat Hij voor hen hun godsdienst, die Hij voor hen goed bevonden heeft, een vaste plaats heeft gegeven en dat Hij hun in plaats van hun vrees veiligheid zal geven. Zij dienen Mij en zij voegen niets als metgezel aan Mij toe. Wie daarna nog ongelovig zijn, dat zijn de verdorvenen. وَعَدَ اللَّهُ الَّذِينَ آمَنُوا مِنكُمْ وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ لَيَسْتَخْلِفَنَّهُم فِي الْأَرْضِ كَمَا اسْتَخْلَفَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ وَلَيُمَكِّنَنَّ لَهُمْ دِينَهُمُ الَّذِي ارْتَضَى لَهُمْ وَلَيُبَدِّلَنَّهُم مِّن بَعْدِ خَوْفِهِمْ أَمْنًا يَعْبُدُونَنِي لَا يُشْرِكُونَ بِي شَيْئًا وَمَن كَفَرَ بَعْدَ ذَلِكَ فَأُوْلَئِكَ هُمُ الْفَاسِقُونَ
56 Verricht de salaat, geeft de zakaat en gehoorzaamt de gezant; misschien zal aan jullie barmhartigheid bewezen worden. وَأَقِيمُوا الصَّلَاةَ وَآتُوا الزَّكَاةَ وَأَطِيعُوا الرَّسُولَ لَعَلَّكُمْ تُرْحَمُونَ
57 Jij mag niet denken dat zij die ongelovig zijn op de aarde iets kunnen uitrichten; hun verblijfplaats is het vuur en dat is pas een slechte bestemming! لَا تَحْسَبَنَّ الَّذِينَ كَفَرُوا مُعْجِزِينَ فِي الْأَرْضِ وَمَأْوَاهُمُ النَّارُ وَلَبِئْسَ الْمَصِيرُ
58 Jullie die geloven! De slaven waarover jullie beschikken en zij uit jullie midden die nog niet de puberteit bereikt hebben, moeten aan jullie op drie tijden vragen of het gelegen komt: voor de salaat van de dageraad, wanneer jullie op de middag je kleren aflegt en na de avondsalaat, drie tijden namelijk waarop jullie ongekleed zijn. Het is voor jullie en voor hen geen overtreding als jullie daarna bij elkaar in en uit gaan. Zo verduidelijkt God voor jullie de tekenen; God is wetend en wijs. يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لِيَسْتَأْذِنكُمُ الَّذِينَ مَلَكَتْ أَيْمَانُكُمْ وَالَّذِينَ لَمْ يَبْلُغُوا الْحُلُمَ مِنكُمْ ثَلَاثَ مَرَّاتٍ مِن قَبْلِ صَلَاةِ الْفَجْرِ وَحِينَ تَضَعُونَ ثِيَابَكُم مِّنَ الظَّهِيرَةِ وَمِن بَعْدِ صَلَاةِ الْعِشَاء ثَلَاثُ عَوْرَاتٍ لَّكُمْ لَيْسَ عَلَيْكُمْ وَلَا عَلَيْهِمْ جُنَاحٌ بَعْدَهُنَّ طَوَّافُونَ عَلَيْكُم بَعْضُكُمْ عَلَى بَعْضٍ كَذَلِكَ يُبَيِّنُ اللَّهُ لَكُمُ الْآيَاتِ وَاللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌ
59 En wanneer de kinderen uit jullie midden de puberteit bereikt hebben, dan moeten zij vragen of het gelegen komt zoals zij deden die hen voor waren. Zo verduidelijkt God voor jullie Zijn tekenen; God is wetend en wijs. وَإِذَا بَلَغَ الْأَطْفَالُ مِنكُمُ الْحُلُمَ فَلْيَسْتَأْذِنُوا كَمَا اسْتَأْذَنَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ كَذَلِكَ يُبَيِّنُ اللَّهُ لَكُمْ آيَاتِهِ وَاللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌ
60 En voor de vrouwen die op leeftijd zijn en die niet meer verwachten te trouwen is het geen overtreding als zij hun kleren afleggen, maar dan zonder sieraad te vertonen. Maar als zij het nalaten is het beter voor hen. En God is horend en wetend. وَالْقَوَاعِدُ مِنَ النِّسَاء اللَّاتِي لَا يَرْجُونَ نِكَاحًا فَلَيْسَ عَلَيْهِنَّ جُنَاحٌ أَن يَضَعْنَ ثِيَابَهُنَّ غَيْرَ مُتَبَرِّجَاتٍ بِزِينَةٍ وَأَن يَسْتَعْفِفْنَ خَيْرٌ لَّهُنَّ وَاللَّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ
61 De blinde treft geen blaam, de kreupele treft geen blaam en de zieke treft geen blaam noch jullie zelf als jullie in jullie [eigen] huizen eten of in de huizen van jullie vaders of in de huizen van jullie moeders of in de huizen van jullie broers of in de huizen van jullie zusters of in de huizen van jullie ooms van vaderskant of in de huizen van jullie tantes van vaderskant of in de huizen van jullie ooms van moederskant of in de huizen van jullie tantes van moederskant of waarvan jullie de sleutels bezitten of van een vriend van jullie. Het is geen overtreding voor jullie als jullie gezamenlijk eten of afzonderlijk. Wanneer jullie dus huizen binnengaan, groet dan elkaar met een gezegende en goede groet die van God komt. Zo verduidelijkt God voor jullie de tekenen; misschien zullen jullie verstandig worden. لَيْسَ عَلَى الْأَعْمَى حَرَجٌ وَلَا عَلَى الْأَعْرَجِ حَرَجٌ وَلَا عَلَى الْمَرِيضِ حَرَجٌ وَلَا عَلَى أَنفُسِكُمْ أَن تَأْكُلُوا مِن بُيُوتِكُمْ أَوْ بُيُوتِ آبَائِكُمْ أَوْ بُيُوتِ أُمَّهَاتِكُمْ أَوْ بُيُوتِ إِخْوَانِكُمْ أَوْ بُيُوتِ أَخَوَاتِكُمْ أَوْ بُيُوتِ أَعْمَامِكُمْ أَوْ بُيُوتِ عَمَّاتِكُمْ أَوْ بُيُوتِ أَخْوَالِكُمْ أَوْ بُيُوتِ خَالَاتِكُمْ أَوْ مَا مَلَكْتُم مَّفَاتِحَهُ أَوْ صَدِيقِكُمْ لَيْسَ عَلَيْكُمْ جُنَاحٌ أَن تَأْكُلُوا جَمِيعًا أَوْ أَشْتَاتًا فَإِذَا دَخَلْتُم بُيُوتًا فَسَلِّمُوا عَلَى أَنفُسِكُمْ تَحِيَّةً مِّنْ عِندِ اللَّهِ مُبَارَكَةً طَيِّبَةً كَذَلِكَ يُبَيِّنُ اللَّهُ لَكُمُ الْآيَاتِ لَعَلَّكُمْ تَعْقِلُون
62 De gelovigen zijn zij die in God en Zijn gezant geloven en die, wanneer zij met hem iets gezamenlijk hebben, niet weggaan voordat zij hem om toestemming gevraagd hebben. Zij die jou om toestemming vragen, dat zijn zij die in God en Zijn gezant geloven. Wanneer zij jou voor een eigen aangelegenheid om toestemming vragen, geef dan toestemming aan wie van hen jij wilt en vraag God voor hen om vergeving; God is vergevend en barmhartig. إِنَّمَا الْمُؤْمِنُونَ الَّذِينَ آمَنُوا بِاللَّهِ وَرَسُولِهِ وَإِذَا كَانُوا مَعَهُ عَلَى أَمْرٍ جَامِعٍ لَمْ يَذْهَبُوا حَتَّى يَسْتَأْذِنُوهُ إِنَّ الَّذِينَ يَسْتَأْذِنُونَكَ أُوْلَئِكَ الَّذِينَ يُؤْمِنُونَ بِاللَّهِ وَرَسُولِهِ فَإِذَا اسْتَأْذَنُوكَ لِبَعْضِ شَأْنِهِمْ فَأْذَن لِّمَن شِئْتَ مِنْهُمْ وَاسْتَغْفِرْ لَهُمُ اللَّهَ إِنَّ اللَّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ
63 Behandelt de oproep van de gezant in jullie midden niet zoals jullie oproep aan elkaar. God kent hen wel die heimelijk uit jullie midden wegsluipen. Zij die de gezant in zijn ordening tegenwerken moeten maar verontrust zijn dat hen een verzoeking zal treffen of dat hen een pijnlijke bestraffing zal treffen. لَا تَجْعَلُوا دُعَاء الرَّسُولِ بَيْنَكُمْ كَدُعَاء بَعْضِكُم بَعْضًا قَدْ يَعْلَمُ اللَّهُ الَّذِينَ يَتَسَلَّلُونَ مِنكُمْ لِوَاذًا فَلْيَحْذَرِ الَّذِينَ يُخَالِفُونَ عَنْ أَمْرِهِ أَن تُصِيبَهُمْ فِتْنَةٌ أَوْ يُصِيبَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ
64 Zeker, van God is wat er in de hemelen en op de aarde is, Hij kent de toestand waarin jullie verkeren en op de dag dat zij tot Hem teruggebracht worden, dan zal Hij hun meedelen wat zij deden; God is alwetend. أَلَا إِنَّ لِلَّهِ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ قَدْ يَعْلَمُ مَا أَنتُمْ عَلَيْهِ وَيَوْمَ يُرْجَعُونَ إِلَيْهِ فَيُنَبِّئُهُم بِمَا عَمِلُوا وَاللَّهُ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيمٌ
;