Al-Hajj

Change Language
Change Surah
Change Recitation

Dutch: Fred Leemhuis

Play All
# Translation Ayah
1 O mensen, vreest jullie Heer; de beving van het uur is iets geweldigs! يَا أَيُّهَا النَّاسُ اتَّقُوا رَبَّكُمْ إِنَّ زَلْزَلَةَ السَّاعَةِ شَيْءٌ عَظِيمٌ
2 Op de dag dat jullie het zien zal elke zogende vrouw wat zij zoogt veronachtzamen en elke zwangere zal wat zij draagt baren. En je zult de mensen dronken zien, al zijn zij niet dronken. Maar Gods straf is streng. يَوْمَ تَرَوْنَهَا تَذْهَلُ كُلُّ مُرْضِعَةٍ عَمَّا أَرْضَعَتْ وَتَضَعُ كُلُّ ذَاتِ حَمْلٍ حَمْلَهَا وَتَرَى النَّاسَ سُكَارَى وَمَا هُم بِسُكَارَى وَلَكِنَّ عَذَابَ اللَّهِ شَدِيدٌ
3 En er zijn mensen die zonder kennis over God twisten en die elke opstandige satan navolgen. وَمِنَ النَّاسِ مَن يُجَادِلُ فِي اللَّهِ بِغَيْرِ عِلْمٍ وَيَتَّبِعُ كُلَّ شَيْطَانٍ مَّرِيدٍ
4 Er staat voor hem geschreven dat hij hem die zich als medestander bij hem aansluit tot dwaling zal brengen en naar de bestraffing van de vuurgloed zal leiden. كُتِبَ عَلَيْهِ أَنَّهُ مَن تَوَلَّاهُ فَأَنَّهُ يُضِلُّهُ وَيَهْدِيهِ إِلَى عَذَابِ السَّعِيرِ
5 O mensen, als jullie in twijfel verkeren over de opwekking? Wij hebben jullie geschapen uit aarde, daarna uit een druppel, daarna uit een bloedklonter en daarna uit een klomp vlees geschapen en ongeschapen om het jullie duidelijk te maken. En Wij laten wat Wij willen voor een vastgestelde termijn in de moederschoot verblijven. Dan brengen Wij jullie als kind tevoorschijn. Dan moeten jullie volgroeid worden. En onder jullie zijn er die weggenomen worden en onder jullie zijn er die teruggebracht worden tot de meest vernederende leeftijd zodat zij, na kennis gehad te hebben, niets meer weten. En je ziet dat de aarde verdord is, maar wanneer Wij er dan water op laten neerdalen beweegt zij zich, zwelt op en laat allerlei kostelijke soorten groeien. يَا أَيُّهَا النَّاسُ إِن كُنتُمْ فِي رَيْبٍ مِّنَ الْبَعْثِ فَإِنَّا خَلَقْنَاكُم مِّن تُرَابٍ ثُمَّ مِن نُّطْفَةٍ ثُمَّ مِنْ عَلَقَةٍ ثُمَّ مِن مُّضْغَةٍ مُّخَلَّقَةٍ وَغَيْرِ مُخَلَّقَةٍ لِّنُبَيِّنَ لَكُمْ وَنُقِرُّ فِي الْأَرْحَامِ مَا نَشَاء إِلَى أَجَلٍ مُّسَمًّى ثُمَّ نُخْرِجُكُمْ طِفْلًا ثُمَّ لِتَبْلُغُوا أَشُدَّكُمْ وَمِنكُم مَّن يُتَوَفَّى وَمِنكُم مَّن يُرَدُّ إِلَى أَرْذَلِ الْعُمُرِ لِكَيْلَا يَعْلَمَ مِن بَعْدِ عِلْمٍ شَيْئًا وَتَرَى الْأَرْضَ هَامِدَةً فَإِذَا أَنزَلْنَا عَلَيْهَا الْمَاء اهْتَزَّتْ وَرَبَتْ وَأَنبَتَتْ مِن كُلِّ زَوْجٍ بَهِيجٍ
6 Dat is omdat God de waarheid is en omdat Hij de doden levend maakt en omdat Hij almachtig is, ذَلِكَ بِأَنَّ اللَّهَ هُوَ الْحَقُّ وَأَنَّهُ يُحْيِي الْمَوْتَى وَأَنَّهُ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ
7 en omdat het uur komt waaraan geen twijfel is en omdat God opwekt wie in de graven zijn. وَأَنَّ السَّاعَةَ آتِيَةٌ لَّا رَيْبَ فِيهَا وَأَنَّ اللَّهَ يَبْعَثُ مَن فِي الْقُبُور
8 En er zijn mensen die zonder kennis, zonder leidraad en zonder verlichtend boek over God twisten. وَمِنَ النَّاسِ مَن يُجَادِلُ فِي اللَّهِ بِغَيْرِ عِلْمٍ وَلَا هُدًى وَلَا كِتَابٍ مُّنِيرٍ
9 Zo iemand gaat trots opzij staan om [anderen] van Gods weg te laten afdwalen. Voor hem is er in het tegenwoordige leven schande en Wij zullen hem op de opstandingsdag de bestraffing van het vuur laten proeven. ثَانِيَ عِطْفِهِ لِيُضِلَّ عَن سَبِيلِ اللَّهِ لَهُ فِي الدُّنْيَا خِزْيٌ وَنُذِيقُهُ يَوْمَ الْقِيَامَةِ عَذَابَ الْحَرِيقِ
10 "Dat is voor wat jouw handen vroeger gedaan hebben en omdat God geen onrechtvaardige behandeling geeft aan de dienaren." ذَلِكَ بِمَا قَدَّمَتْ يَدَاكَ وَأَنَّ اللَّهَ لَيْسَ بِظَلَّامٍ لِّلْعَبِيدِ
11 En er zijn mensen die God op het randje dienen. Als zo iemand iets goeds treft, voelt hij zich daarbij gerust, maar als hem een beproeving treft, draait hij zijn gezicht weer om. Hij verliest de tegenwoordige wereld en het hiernamaals; dat is het duidelijke verlies. وَمِنَ النَّاسِ مَن يَعْبُدُ اللَّهَ عَلَى حَرْفٍ فَإِنْ أَصَابَهُ خَيْرٌ اطْمَأَنَّ بِهِ وَإِنْ أَصَابَتْهُ فِتْنَةٌ انقَلَبَ عَلَى وَجْهِهِ خَسِرَ الدُّنْيَا وَالْآخِرَةَ ذَلِكَ هُوَ الْخُسْرَانُ الْمُبِينُ
12 Hij roept in plaats van God iets aan wat hem niet schaadt en niet nut. Dat is de vergaande dwaling. يَدْعُو مِن دُونِ اللَّهِ مَا لَا يَضُرُّهُ وَمَا لَا يَنفَعُهُ ذَلِكَ هُوَ الضَّلَالُ الْبَعِيدُ
13 Hij roept tot iemand van wie de schade nog eerder komt dan het nut. Dat is pas een slechte beschermheer en dat is pas een slechte metgezel! يَدْعُو لَمَن ضَرُّهُ أَقْرَبُ مِن نَّفْعِهِ لَبِئْسَ الْمَوْلَى وَلَبِئْسَ الْعَشِيرُ
14 God laat hen die geloven en de deugdzame daden doen, tuinen binnengaan waar de rivieren onderdoor stromen. God doet wat Hij wenst. إِنَّ اللَّهَ يُدْخِلُ الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ إِنَّ اللَّهَ يَفْعَلُ مَا يُرِيدُ
15 Wie meent dat God hem in de tegenwoordige wereld en in het hiernamaals niet zal helpen die moet maar met een touw naar de hemel reiken en het dan afsnijden. En dan moet hij maar kijken of door zijn list verwijderd wordt wat hem woedend maakt. مَن كَانَ يَظُنُّ أَن لَّن يَنصُرَهُ اللَّهُ فِي الدُّنْيَا وَالْآخِرَةِ فَلْيَمْدُدْ بِسَبَبٍ إِلَى السَّمَاء ثُمَّ لِيَقْطَعْ فَلْيَنظُرْ هَلْ يُذْهِبَنَّ كَيْدُهُ مَا يَغِيظُ
16 En zo hebben Wij hem neergezonden als duidelijke tekenen. En het is zo dat God de goede richting wijst aan wie hij wenst. وَكَذَلِكَ أَنزَلْنَاهُ آيَاتٍ بَيِّنَاتٍ وَأَنَّ اللَّهَ يَهْدِي مَن يُرِيدُ
17 Zij die geloven, zij die het jodendom aanhangen, de Sabiërs, de christenen, de magiërs en de aanhangers van het veelgodendom, God zal scheiding tussen hen aanbrengen op de opstandingsdag. God is van alles getuige. إِنَّ الَّذِينَ آمَنُوا وَالَّذِينَ هَادُوا وَالصَّابِئِينَ وَالنَّصَارَى وَالْمَجُوسَ وَالَّذِينَ أَشْرَكُوا إِنَّ اللَّهَ يَفْصِلُ بَيْنَهُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ إِنَّ اللَّهَ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ شَهِيدٌ
18 Zie jij niet dat voor God zich eerbiedig neerbuigen wie er in de hemelen en wie er op de aarde zijn, de zon, de maan en de sterren, de bergen en de bomen, de dieren en veel van de mensen. Maar veel zijn er die de bestraffing terecht zullen krijgen. En wie door God vernederd wordt, voor hem is er niemand die hem eer bewijst. God doet wat Hij wil." -- أَلَمْ تَرَ أَنَّ اللَّهَ يَسْجُدُ لَهُ مَن فِي السَّمَاوَاتِ وَمَن فِي الْأَرْضِ وَالشَّمْسُ وَالْقَمَرُ وَالنُّجُومُ وَالْجِبَالُ وَالشَّجَرُ وَالدَّوَابُّ وَكَثِيرٌ مِّنَ النَّاسِ وَكَثِيرٌ حَقَّ عَلَيْهِ الْعَذَابُ وَمَن يُهِنِ اللَّهُ فَمَا لَهُ مِن مُّكْرِمٍ إِنَّ اللَّهَ يَفْعَلُ مَا يَشَاء
19 Dit zijn twee tegenpartijen die met elkaar over hun Heer twisten: Voor hen die ongelovig zijn worden kleren geknipt uit vuur terwijl over hun hoofden gloeiend water wordt uitgegoten. هَذَانِ خَصْمَانِ اخْتَصَمُوا فِي رَبِّهِمْ فَالَّذِينَ كَفَرُوا قُطِّعَتْ لَهُمْ ثِيَابٌ مِّن نَّارٍ يُصَبُّ مِن فَوْقِ رُؤُوسِهِمُ الْحَمِيمُ
20 Wat in hun buiken en hun huis is smelt daardoor. يُصْهَرُ بِهِ مَا فِي بُطُونِهِمْ وَالْجُلُودُ
21 Voor hen zijn er knuppels van ijzer. وَلَهُم مَّقَامِعُ مِنْ حَدِيدٍ
22 Telkens als zij van smart eruit wensen te gaan, worden zij erin teruggebracht en [wordt tot hen gezegd]: "Proeft de straf van de verbranding." كُلَّمَا أَرَادُوا أَن يَخْرُجُوا مِنْهَا مِنْ غَمٍّ أُعِيدُوا فِيهَا وَذُوقُوا عَذَابَ الْحَرِيقِ
23 Maar God laat hen die geloven en de deugdzame daden doen tuinen binnengaan waar de rivieren onderdoor stromen. Zij tooien zich daarin met armbanden van goud en met parels en hun kleren zijn daar van zijde. إِنَّ اللَّهَ يُدْخِلُ الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ يُحَلَّوْنَ فِيهَا مِنْ أَسَاوِرَ مِن ذَهَبٍ وَلُؤْلُؤًا وَلِبَاسُهُمْ فِيهَا حَرِيرٌ
24 En zij worden geleid tot iets wat goed is om te zeggen en zij worden naar de weg van de lofwaardige geleid. وَهُدُوا إِلَى الطَّيِّبِ مِنَ الْقَوْلِ وَهُدُوا إِلَى صِرَاطِ الْحَمِيدِ
25 Zij die ongelovig zijn en de weg van God versperren en ook de weg naar de heilige moskee die Wij gemaakt hebben voor de mensen, of zij daar nu een vaste verblijfplaats hebben of [als bezoeker] vanuit de woestijn komen? en als iemand daar misbruik wenst te maken door onrecht te plegen, dan zullen Wij hem een pijnlijke bestraffing laten proeven. إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُوا وَيَصُدُّونَ عَن سَبِيلِ اللَّهِ وَالْمَسْجِدِ الْحَرَامِ الَّذِي جَعَلْنَاهُ لِلنَّاسِ سَوَاء الْعَاكِفُ فِيهِ وَالْبَادِ وَمَن يُرِدْ فِيهِ بِإِلْحَادٍ بِظُلْمٍ نُذِقْهُ مِنْ عَذَابٍ أَلِيمٍ
26 En toen Wij aan Ibrahiem op de plaats van het huis onderdak gaven [en zeiden]: "Voeg niets als metgezel aan Mij toe en reinig Mijn huis voor hen die de omgang verrichten, die rechtopstaan en die buigen en zich eerbiedig neerbuigen. وَإِذْ بَوَّأْنَا لِإِبْرَاهِيمَ مَكَانَ الْبَيْتِ أَن لَّا تُشْرِكْ بِي شَيْئًا وَطَهِّرْ بَيْتِيَ لِلطَّائِفِينَ وَالْقَائِمِينَ وَالرُّكَّعِ السُّجُودِ
27 En roep onder de mensen op tot de bedevaart zodat zij te voet tot je komen en op allerlei knokige kamelen die door elke diepe bergpas heen komen, وَأَذِّن فِي النَّاسِ بِالْحَجِّ يَأْتُوكَ رِجَالًا وَعَلَى كُلِّ ضَامِرٍ يَأْتِينَ مِن كُلِّ فَجٍّ عَمِيقٍ
28 om getuige te zijn van dingen die voor hen nuttig zijn en om Gods naam op de bekende dagen te vermelden over de dieren van het vee waarmee Hij jullie voorzien heeft. Eet daar dan van en voedt ook de arme die noodlijdend is. لِيَشْهَدُوا مَنَافِعَ لَهُمْ وَيَذْكُرُوا اسْمَ اللَّهِ فِي أَيَّامٍ مَّعْلُومَاتٍ عَلَى مَا رَزَقَهُم مِّن بَهِيمَةِ الْأَنْعَامِ فَكُلُوا مِنْهَا وَأَطْعِمُوا الْبَائِسَ الْفَقِيرَ
29 Dan moeten zij zich ontdoen van hun viezigheid en hun geloften vervullen en de omgang om het aloude huis verrichten." ثُمَّ لْيَقْضُوا تَفَثَهُمْ وَلْيُوفُوا نُذُورَهُمْ وَلْيَطَّوَّفُوا بِالْبَيْتِ الْعَتِيقِ
30 Dat is het. En als iemand de heilige dingen in ere houdt dan is dat beter voor hem bij zijn Heer. En voor jullie is het vee toegestaan, behalve wat jullie voorgelezen wordt. Vermijdt dus de gruwel van de afgoden en vermijdt het de onwaarheid te zeggen, ذَلِكَ وَمَن يُعَظِّمْ حُرُمَاتِ اللَّهِ فَهُوَ خَيْرٌ لَّهُ عِندَ رَبِّهِ وَأُحِلَّتْ لَكُمُ الْأَنْعَامُ إِلَّا مَا يُتْلَى عَلَيْكُمْ فَاجْتَنِبُوا الرِّجْسَ مِنَ الْأَوْثَانِ وَاجْتَنِبُوا قَوْلَ الزُّورِ
31 als aanhangers van het zuivere geloof ten opzichte van God zonder metgezellen aan Hem toe te voegen. En als iemand aan God metgezellen toevoegt, dan is het alsof hij uit de hemel valt en dan door de vogels meegesleurd of door de wind naar een afgelegen plaats geblazen wordt. حُنَفَاء لِلَّهِ غَيْرَ مُشْرِكِينَ بِهِ وَمَن يُشْرِكْ بِاللَّهِ فَكَأَنَّمَا خَرَّ مِنَ السَّمَاء فَتَخْطَفُهُ الطَّيْرُ أَوْ تَهْوِي بِهِ الرِّيحُ فِي مَكَانٍ سَحِيقٍ
32 Dat is het. En als iemand Gods gewijde symbolen in ere houdt, dan komt dat van de godvrezendheid van de harten. ذَلِكَ وَمَن يُعَظِّمْ شَعَائِرَ اللَّهِ فَإِنَّهَا مِن تَقْوَى الْقُلُوبِ
33 Voor jullie zijn daarin allerlei nuttigheden tot een vastgestelde termijn en daarna vinden zij hun bestemming [om geslacht te worden] bij het aloude huis. لَكُمْ فِيهَا مَنَافِعُ إِلَى أَجَلٍ مُّسَمًّى ثُمَّ مَحِلُّهَا إِلَى الْبَيْتِ الْعَتِيقِ
34 En voor elke gemeenschap hebben Wij een rite gemaakt om Gods naam te vermelden over de dieren van het vee waarmee Hij hen voorzien heeft. En jullie god is één god, geeft jullie dus over aan Hem en verkondigt het goede nieuws aan hen die nederig vertrouwen, وَلِكُلِّ أُمَّةٍ جَعَلْنَا مَنسَكًا لِيَذْكُرُوا اسْمَ اللَّهِ عَلَى مَا رَزَقَهُم مِّن بَهِيمَةِ الْأَنْعَامِ فَإِلَهُكُمْ إِلَهٌ وَاحِدٌ فَلَهُ أَسْلِمُوا وَبَشِّرِ الْمُخْبِتِينَ
35 van wie, wanneer Gods naam vermeld wordt, de harten vol ontzag zijn, die geduldig volharden bij wat hen treft en die de salaat verrichten en die bijdragen geven van wat Wij hun voor hun levensonderhoud gegeven hebben. الَّذِينَ إِذَا ذُكِرَ اللَّهُ وَجِلَتْ قُلُوبُهُمْ وَالصَّابِرِينَ عَلَى مَا أَصَابَهُمْ وَالْمُقِيمِي الصَّلَاةِ وَمِمَّا رَزَقْنَاهُمْ يُنفِقُونَ
36 En de offerkamelen hebben Wij voor jullie tot Gods gewijde symbolen laten behoren. Daarin is [allerlei] goeds voor jullie. En vermeldt Gods naam erover als ze gekluisterd klaar staan. En als ze op hun zij gevallen zijn, eet er dan van en voedt ook de arme die bescheiden is en die erom vraagt. Zo hebben Wij ze aan jullie dienstbaar gemaakt; misschien zullen jullie dank betuigen. وَالْبُدْنَ جَعَلْنَاهَا لَكُم مِّن شَعَائِرِ اللَّهِ لَكُمْ فِيهَا خَيْرٌ فَاذْكُرُوا اسْمَ اللَّهِ عَلَيْهَا صَوَافَّ فَإِذَا وَجَبَتْ جُنُوبُهَا فَكُلُوا مِنْهَا وَأَطْعِمُوا الْقَانِعَ وَالْمُعْتَرَّ كَذَلِكَ سَخَّرْنَاهَا لَكُمْ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ
37 Het vlees noch het bloed ervan zal God bereiken, maar de godvrezendheid van jullie bereikt Hem. Zo hebben Wij ze aan jullie dienstbaar gemaakt opdat jullie de grootheid van God verkondigen omdat Hij jullie op het goede pad gebracht heeft. En verkondigt het goede nieuws aan hen die goed doen. لَن يَنَالَ اللَّهَ لُحُومُهَا وَلَا دِمَاؤُهَا وَلَكِن يَنَالُهُ التَّقْوَى مِنكُمْ كَذَلِكَ سَخَّرَهَا لَكُمْ لِتُكَبِّرُوا اللَّهَ عَلَى مَا هَدَاكُمْ وَبَشِّرِ الْمُحْسِنِينَ
38 God zal hen die geloven verdedigen. God bemint geen enkele ondankbare verrader. إِنَّ اللَّهَ يُدَافِعُ عَنِ الَّذِينَ آمَنُوا إِنَّ اللَّهَ لَا يُحِبُّ كُلَّ خَوَّانٍ كَفُورٍ
39 Aan hen die bestreden worden is [de strijd] toegestaan omdat hun onrecht is aangedaan; God heeft de macht hen te helpen, أُذِنَ لِلَّذِينَ يُقَاتَلُونَ بِأَنَّهُمْ ظُلِمُوا وَإِنَّ اللَّهَ عَلَى نَصْرِهِمْ لَقَدِيرٌ
40 die zonder recht uit hun woningen verdreven zijn, alleen maar omdat zij zeggen: "Onze Heer is God" -- en als God de mensen elkaar niet had laten weerhouden dan waren kluizenaarsverblijven, kerken, synagogen en moskeeën waarin Gods naam vaak genoemd wordt zeker verwoest. Maar God zal hen die Hem helpen zeker helpen; God is krachtig en machtig -- الَّذِينَ أُخْرِجُوا مِن دِيَارِهِمْ بِغَيْرِ حَقٍّ إِلَّا أَن يَقُولُوا رَبُّنَا اللَّهُ وَلَوْلَا دَفْعُ اللَّهِ النَّاسَ بَعْضَهُم بِبَعْضٍ لَّهُدِّمَتْ صَوَامِعُ وَبِيَعٌ وَصَلَوَاتٌ وَمَسَاجِدُ يُذْكَرُ فِيهَا اسْمُ اللَّهِ كَثِيراً وَلَيَنصُرَنَّ اللَّهُ مَن يَنصُرُهُ إِنَّ اللَّهَ لَقَوِيٌّ عَزِيزٌ
41 zij die, als Wij hun macht op de aarde geven, de salaat verrichten, de zakaat geven, het behoorlijke gebieden en het verwerpelijke verbieden. En de uiteindelijke beschikkingen berusten bij God. الَّذِينَ إِن مَّكَّنَّاهُمْ فِي الْأَرْضِ أَقَامُوا الصَّلَاةَ وَآتَوُا الزَّكَاةَ وَأَمَرُوا بِالْمَعْرُوفِ وَنَهَوْا عَنِ الْمُنكَرِ وَلِلَّهِ عَاقِبَةُ الْأُمُورِ
42 Als zij jou van leugens betichten; al voor hun tijd had Noehs volk van leugens beticht en [evenzo] de 'Aad en de Thamoed وَإِن يُكَذِّبُوكَ فَقَدْ كَذَّبَتْ قَبْلَهُمْ قَوْمُ نُوحٍ وَعَادٌ وَثَمُودُ
43 en het volk van Ibrahiem en het volk van Loet وَقَوْمُ إِبْرَاهِيمَ وَقَوْمُ لُوطٍ
44 en de bewoners van Madjan. En Moesa is van leugens beticht geweest, maar Ik heb aan hen die ongelovig zijn uitstel gegeven. Toen heb Ik hen gegrepen. En hoe was Mijn terechtwijzing dan? وَأَصْحَابُ مَدْيَنَ وَكُذِّبَ مُوسَى فَأَمْلَيْتُ لِلْكَافِرِينَ ثُمَّ أَخَذْتُهُمْ فَكَيْفَ كَانَ نَكِيرِ
45 En hoeveel steden hebben Wij al niet vernietigd, omdat zij onrecht pleegden, zodat zij verlaten en in ruïnes zijn? En bronnen die opgegeven zijn en hooggebouwde kastelen. فَكَأَيِّن مِّن قَرْيَةٍ أَهْلَكْنَاهَا وَهِيَ ظَالِمَةٌ فَهِيَ خَاوِيَةٌ عَلَى عُرُوشِهَا وَبِئْرٍ مُّعَطَّلَةٍ وَقَصْرٍ مَّشِيدٍ
46 Hebben zij dan niet op de aarde rondgereisd zodat zij harten kregen om ermee te begrijpen of oren om ermee te horen? Toch zijn de ogen niet blind, maar de harten die in de borsten zijn, zijn blind. أَفَلَمْ يَسِيرُوا فِي الْأَرْضِ فَتَكُونَ لَهُمْ قُلُوبٌ يَعْقِلُونَ بِهَا أَوْ آذَانٌ يَسْمَعُونَ بِهَا فَإِنَّهَا لَا تَعْمَى الْأَبْصَارُ وَلَكِن تَعْمَى الْقُلُوبُ الَّتِي فِي الصُّدُورِ
47 En zij willen van jou dat de bestraffing wordt verhaast. God zal Zijn toezegging zeker nakomen. Maar een dag bij jouw Heer is als duizend jaar volgens jullie berekening. وَيَسْتَعْجِلُونَكَ بِالْعَذَابِ وَلَن يُخْلِفَ اللَّهُ وَعْدَهُ وَإِنَّ يَوْمًا عِندَ رَبِّكَ كَأَلْفِ سَنَةٍ مِّمَّا تَعُدُّونَ
48 En hoeveel steden heb Ik al niet uitstel gegeven, hoewel zij onrecht pleegden. Toen heb Ik haar gegrepen. En tot Mij is de bestemming. وَكَأَيِّن مِّن قَرْيَةٍ أَمْلَيْتُ لَهَا وَهِيَ ظَالِمَةٌ ثُمَّ أَخَذْتُهَا وَإِلَيَّ الْمَصِيرُ
49 Zeg: "Jullie mensen! Ik ben voor jullie een duidelijke waarschuwer!" قُلْ يَا أَيُّهَا النَّاسُ إِنَّمَا أَنَا لَكُمْ نَذِيرٌ مُّبِينٌ
50 Zij dan die geloven en de deugdelijke daden doen, voor hen is er vergeving en een voortreffelijke voorziening. فَالَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ لَهُم مَّغْفِرَةٌ وَرِزْقٌ كَرِيمٌ
51 Maar zij die tegen Onze tekenen proberen in te gaan om ze te ontkrachten, dat zullen de bewoners van het hellevuur zijn. وَالَّذِينَ سَعَوْا فِي آيَاتِنَا مُعَاجِزِينَ أُوْلَئِكَ أَصْحَابُ الْجَحِيمِ
52 En Wij hebben voor jouw tijd geen gezant of profeet gezonden zonder dat de satan hem, wanneer hij iets wenste, iets [om] volgens zijn wens [voor te lezen] had ingegeven. Maar God schaft af wat de satan ingeeft en dan stelt God Zijn tekenen eenduidig vast. God is wijs en wetend. وَمَا أَرْسَلْنَا مِن قَبْلِكَ مِن رَّسُولٍ وَلَا نَبِيٍّ إِلَّا إِذَا تَمَنَّى أَلْقَى الشَّيْطَانُ فِي أُمْنِيَّتِهِ فَيَنسَخُ اللَّهُ مَا يُلْقِي الشَّيْطَانُ ثُمَّ يُحْكِمُ اللَّهُ آيَاتِهِ وَاللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌ
53 Opdat Hij wat de satan ingeeft tot een verzoeking maakt voor hen die in hun harten een ziekte hebben en van wie de harten verhard zijn -- de onrechtplegers zijn het vergaand oneens -- لِيَجْعَلَ مَا يُلْقِي الشَّيْطَانُ فِتْنَةً لِّلَّذِينَ فِي قُلُوبِهِم مَّرَضٌ وَالْقَاسِيَةِ قُلُوبُهُمْ وَإِنَّ الظَّالِمِينَ لَفِي شِقَاقٍ بَعِيدٍ
54 en opdat zij aan wie de kennis is gegeven weten dat het de waarheid is van jouw Heer zodat zij erin geloven, en opdat hun harten nederig op Hem vertrouwen. God leidt hen die geloven op een juiste weg. وَلِيَعْلَمَ الَّذِينَ أُوتُوا الْعِلْمَ أَنَّهُ الْحَقُّ مِن رَّبِّكَ فَيُؤْمِنُوا بِهِ فَتُخْبِتَ لَهُ قُلُوبُهُمْ وَإِنَّ اللَّهَ لَهَادِ الَّذِينَ آمَنُوا إِلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ
55 Zij die ongelovig zijn blijven erover in twijfel totdat het uur onverwachts tot hen komt of totdat de straf van een troosteloze dag tot hen komt. وَلَا يَزَالُ الَّذِينَ كَفَرُوا فِي مِرْيَةٍ مِّنْهُ حَتَّى تَأْتِيَهُمُ السَّاعَةُ بَغْتَةً أَوْ يَأْتِيَهُمْ عَذَابُ يَوْمٍ عَقِيمٍ
56 De heerschappij op die dag heeft God [alleen]. Hij zal tussen hen oordelen. Dus zullen zij die geloven en de deugdelijke daden doen in de tuinen van de gelukzaligheid zijn. الْمُلْكُ يَوْمَئِذٍ لِّلَّهِ يَحْكُمُ بَيْنَهُمْ فَالَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ فِي جَنَّاتِ النَّعِيمِ
57 En zij die ongelovig zijn en Onze tekenen loochenen, zij zijn het voor wie er een vernederende bestraffing is. وَالَّذِينَ كَفَرُوا وَكَذَّبُوا بِآيَاتِنَا فَأُوْلَئِكَ لَهُمْ عَذَابٌ مُّهِينٌ
58 En zij die op Gods weg uitgeweken zijn en dan gedood worden of sterven, voor hen voorziet God goed in hun onderhoud. God is werkelijk de beste voorziener. وَالَّذِينَ هَاجَرُوا فِي سَبِيلِ اللَّهِ ثُمَّ قُتِلُوا أَوْ مَاتُوا لَيَرْزُقَنَّهُمُ اللَّهُ رِزْقًا حَسَنًا وَإِنَّ اللَّهَ لَهُوَ خَيْرُ الرَّازِقِينَ
59 Hij zal hen zeker een plaats binnen laten gaan waar zij mee ingenomen zijn. God is wetend en zachtmoedig. * لَيُدْخِلَنَّهُم مُّدْخَلًا يَرْضَوْنَهُ وَإِنَّ اللَّهَ لَعَلِيمٌ حَلِيمٌ
60 Zo is dat. En wie overeenkomstig de bestraffing die hij gekregen heeft bestraft en dan onrechtmatig wordt behandeld, hem zal God zeker helpen. God is lankmoedig en vergevend. ذَلِكَ وَمَنْ عَاقَبَ بِمِثْلِ مَا عُوقِبَ بِهِ ثُمَّ بُغِيَ عَلَيْهِ لَيَنصُرَنَّهُ اللَّهُ إِنَّ اللَّهَ لَعَفُوٌّ غَفُورٌ
61 Dat is zo omdat God de nacht laat overgaan in de dag en de dag laat overgaan in de nacht en omdat God horend en doorziend is. ذَلِكَ بِأَنَّ اللَّهَ يُولِجُ اللَّيْلَ فِي النَّهَارِ وَيُولِجُ النَّهَارَ فِي اللَّيْلِ وَأَنَّ اللَّهَ سَمِيعٌ بَصِيرٌ
62 Dat is zo omdat God de waarheid is en omdat wat zij buiten Hem aanroepen de onwaarheid is en omdat God de verhevene, de grote is. ذَلِكَ بِأَنَّ اللَّهَ هُوَ الْحَقُّ وَأَنَّ مَا يَدْعُونَ مِن دُونِهِ هُوَ الْبَاطِلُ وَأَنَّ اللَّهَ هُوَ الْعَلِيُّ الْكَبِيرُ
63 Zie jij dan niet dat God uit de hemel water laat neerdalen zodat de aarde groen wordt? God is de welwillende, de welingelichte. أَلَمْ تَرَ أَنَّ اللَّهَ أَنزَلَ مِنَ السَّمَاء مَاء فَتُصْبِحُ الْأَرْضُ مُخْضَرَّةً إِنَّ اللَّهَ لَطِيفٌ خَبِيرٌ
64 Van Hem is wat er in de hemelen en wat er op de aarde is. En God is de behoefteloze, de lofwaardige. لَهُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ وَإِنَّ اللَّهَ لَهُوَ الْغَنِيُّ الْحَمِيدُ
65 Zie je niet dat God voor jullie dienstbaar gemaakt heeft wat er op de aarde is en ook de schepen zodat zij op Zijn bevel op zee varen en dat Hij de hemel vasthoudt, zodat hij niet op de aarde valt, behalve met Zijn toestemming? God is voor de mensen vol mededogen en barmhartig. أَلَمْ تَرَ أَنَّ اللَّهَ سَخَّرَ لَكُم مَّا فِي الْأَرْضِ وَالْفُلْكَ تَجْرِي فِي الْبَحْرِ بِأَمْرِهِ وَيُمْسِكُ السَّمَاء أَن تَقَعَ عَلَى الْأَرْضِ إِلَّا بِإِذْنِهِ إِنَّ اللَّهَ بِالنَّاسِ لَرَؤُوفٌ رَّحِيمٌ
66 En Hij is het die jullie leven heeft gegeven. Hij zal jullie laten sterven en vervolgens weer tot leven brengen. De mens is werkelijk ondankbaar. وَهُوَ الَّذِي أَحْيَاكُمْ ثُمَّ يُمِيتُكُمْ ثُمَّ يُحْيِيكُمْ إِنَّ الْإِنسَانَ لَكَفُورٌ
67 Voor elke gemeenschap hebben Wij een ordening gemaakt waarnaar zij moeten handelen. Zij moeten dus met jou over de zaak niet twisten. En roep op tot jouw Heer. Jij volgt een juiste leidraad. لِكُلِّ أُمَّةٍ جَعَلْنَا مَنسَكًا هُمْ نَاسِكُوهُ فَلَا يُنَازِعُنَّكَ فِي الْأَمْرِ وَادْعُ إِلَى رَبِّكَ إِنَّكَ لَعَلَى هُدًى مُّسْتَقِيمٍ
68 En als zij met jou twisten zeg dan: "God weet wat jullie doen. وَإِن جَادَلُوكَ فَقُلِ اللَّهُ أَعْلَمُ بِمَا تَعْمَلُونَ
69 God zal op de opstandingsdag tussen jullie over dat waarover jullie het oneens waren oordelen. اللَّهُ يَحْكُمُ بَيْنَكُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ فِيمَا كُنتُمْ فِيهِ تَخْتَلِفُونَ
70 Weet jij dan niet dat God weet wat er in de hemel en op de aarde is? Dat staat in een boek; dat is voor God gemakkelijk." أَلَمْ تَعْلَمْ أَنَّ اللَّهَ يَعْلَمُ مَا فِي السَّمَاء وَالْأَرْضِ إِنَّ ذَلِكَ فِي كِتَابٍ إِنَّ ذَلِكَ عَلَى اللَّهِ يَسِيرٌ
71 En zij dienen in plaats van God iets waarvoor Hij geen machtiging had neergezonden en waarvan zij geen kennis hebben; de onrechtplegers hebben geen bondgenoot. وَيَعْبُدُونَ مِن دُونِ اللَّهِ مَا لَمْ يُنَزِّلْ بِهِ سُلْطَانًا وَمَا لَيْسَ لَهُم بِهِ عِلْمٌ وَمَا لِلظَّالِمِينَ مِن نَّصِيرٍ
72 En wanneer hun Onze tekenen als duidelijke bewijzen worden voorgelezen, dan herken jij de afkeer op de gezichten van hen die ongelovig zijn, terwijl zij zich bijna storten op hen aan wie Onze tekenen worden voorgelezen. Zeg: "Zal ik jullie iets meedelen wat nog erger is dan dat? Het vuur! God heeft het hun die ongelovig zijn aangezegd." Dat is pas een slechte bestemming! وَإِذَا تُتْلَى عَلَيْهِمْ آيَاتُنَا بَيِّنَاتٍ تَعْرِفُ فِي وُجُوهِ الَّذِينَ كَفَرُوا الْمُنكَرَ يَكَادُونَ يَسْطُونَ بِالَّذِينَ يَتْلُونَ عَلَيْهِمْ آيَاتِنَا قُلْ أَفَأُنَبِّئُكُم بِشَرٍّ مِّن ذَلِكُمُ النَّارُ وَعَدَهَا اللَّهُ الَّذِينَ كَفَرُوا وَبِئْسَ الْمَصِيرُ
73 Jullie mensen! Een vergelijking wordt voorgehouden. Luistert er dan naar. Zij die jullie in plaats van God aanroepen kunnen niet eens een vlieg scheppen ook al zouden zij zich daartoe aaneensluiten. En als een vlieg iets van hen weggrist kunnen zij het niet van hem terugpakken. Zwak is hij die het najaagt en dat wat nagejaagd wordt. يَا أَيُّهَا النَّاسُ ضُرِبَ مَثَلٌ فَاسْتَمِعُوا لَهُ إِنَّ الَّذِينَ تَدْعُونَ مِن دُونِ اللَّهِ لَن يَخْلُقُوا ذُبَابًا وَلَوِ اجْتَمَعُوا لَهُ وَإِن يَسْلُبْهُمُ الذُّبَابُ شَيْئًا لَّا يَسْتَنقِذُوهُ مِنْهُ ضَعُفَ الطَّالِبُ وَالْمَطْلُوبُ
74 Zij hebben God niet op de juiste waarde geschat. God is krachtig en machtig. مَا قَدَرُوا اللَّهَ حَقَّ قَدْرِهِ إِنَّ اللَّهَ لَقَوِيٌّ عَزِيزٌ
75 God kiest uit de engelen gezanten en ook uit de mensen. God is horend en doorziend. اللَّهُ يَصْطَفِي مِنَ الْمَلَائِكَةِ رُسُلًا وَمِنَ النَّاسِ إِنَّ اللَّهَ سَمِيعٌ بَصِيرٌ
76 Hij weet wat vóór hen is en wat achter hen is. En aan God worden alle zaken voorgelegd. يَعْلَمُ مَا بَيْنَ أَيْدِيهِمْ وَمَا خَلْفَهُمْ وَإِلَى اللَّهِ تُرْجَعُ الأمُورُ
77 Jullie die geloven! Buigt en buigt jullie eerbiedig neer en dient jullie Heer en doet het goede; misschien zal het jullie goed gaan. -- يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا ارْكَعُوا وَاسْجُدُوا وَاعْبُدُوا رَبَّكُمْ وَافْعَلُوا الْخَيْرَ لَعَلَّكُمْ تُفْلِحُون
78 En zet jullie voor God in met de inzet die Hem toekomt. Hij heeft jullie verkozen en Hij heeft jullie in de godsdienst niets hinderlijks opgelegd: het geloof van jullie vader Ibrahiem. Hij heeft jullie vroeger al [mensen] die zich [aan God] overgegeven hebben genoemd en [nu] ook hierin, opdat de gezant getuige voor jullie zou zijn en opdat jullie getuigen voor de mensen zouden zijn. Verricht dus de salaat en geeft de zakaat en houdt jullie aan God vast. Hij is jullie beschermheer; een voortreffelijke beschermheer en een voortreffelijke helper. وَجَاهِدُوا فِي اللَّهِ حَقَّ جِهَادِهِ هُوَ اجْتَبَاكُمْ وَمَا جَعَلَ عَلَيْكُمْ فِي الدِّينِ مِنْ حَرَجٍ مِّلَّةَ أَبِيكُمْ إِبْرَاهِيمَ هُوَ سَمَّاكُمُ الْمُسْلِمينَ مِن قَبْلُ وَفِي هَذَا لِيَكُونَ الرَّسُولُ شَهِيدًا عَلَيْكُمْ وَتَكُونُوا شُهَدَاء عَلَى النَّاسِ فَأَقِيمُوا الصَّلَاةَ وَآتُوا الزَّكَاةَ وَاعْتَصِمُوا بِاللَّهِ هُوَ مَوْلَاكُمْ فَنِعْمَ الْمَوْلَى وَنِعْمَ النَّصِيرُ
;