Al-Fajr

Change Language
Change Surah
Change Recitation

Dutch: Sofian S. Siregar

Play All
# Translation Ayah
1 Bij de dageraad. وَالْفَجْرِ
2 Bij de tien nachten. (De eerste tien dagen en nachten van de maand Dzoelhiddjah) وَلَيَالٍ عَشْرٍ
3 Bij het even en het oneven. وَالشَّفْعِ وَالْوَتْرِ
4 Bij de nacht wanneer hij voorbijgaat. وَاللَّيْلِ إِذَا يَسْرِ
5 Is daarin geen eed voor de bezitter van verstand? هَلْ فِي ذَلِكَ قَسَمٌ لِّذِي حِجْرٍ
6 Heb jij niet vernomen hoe jouw Heer de 'Âd heeft behandeld? أَلَمْ تَرَ كَيْفَ فَعَلَ رَبُّكَ بِعَادٍ
7 Van de stad Iram met zijn zuilen? إِرَمَ ذَاتِ الْعِمَادِ
8 Zoals nog nooit een stad is geschapen in de landen? الَّتِي لَمْ يُخْلَقْ مِثْلُهَا فِي الْبِلَادِ
9 En de Tsamôed die de rotsen uithieuwen in de vallei? وَثَمُودَ الَّذِينَ جَابُوا الصَّخْرَ بِالْوَادِ
10 En Fir'aun, de bezitter van de pinnen? وَفِرْعَوْنَ ذِي الْأَوْتَادِ
11 Degenen die overtraden in het land? الَّذِينَ طَغَوْا فِي الْبِلَادِ
12 En daarin veelvuldig verderf zaaiden? فَأَكْثَرُوا فِيهَا الْفَسَادَ
13 Toen deed jouw Heer de gesel van de bestraffing op hen neerdalen. فَصَبَّ عَلَيْهِمْ رَبُّكَ سَوْطَ عَذَابٍ
14 Voorwaar, jouw Heer is zeker waakzaam. إِنَّ رَبَّكَ لَبِالْمِرْصَادِ
15 Wat de mens betreft, wanneer zijn Heer hem op de proef stelt en hem aanzien geeft en hem genietingen schenkt, dan zegt hij: "Mijn Heer heeft mij geëerd." فَأَمَّا الْإِنسَانُ إِذَا مَا ابْتَلَاهُ رَبُّهُ فَأَكْرَمَهُ وَنَعَّمَهُ فَيَقُولُ رَبِّي أَكْرَمَنِ
16 Maar wanneer Hij hem beproeft, en dan zijn voorzieningen beperkt, dan zegt hij: "Mijn Heer heeft mij vernederd." وَأَمَّا إِذَا مَا ابْتَلَاهُ فَقَدَرَ عَلَيْهِ رِزْقَهُ فَيَقُولُ رَبِّي أَهَانَنِ
17 Nee! Jullie ondersteunen immers de wees niet. كَلَّا بَل لَّا تُكْرِمُونَ الْيَتِيمَ
18 En jullie sporen elkaar niet aan tot het voeden van de behoeftigen. وَلَا تَحَاضُّونَ عَلَى طَعَامِ الْمِسْكِينِ
19 En jullie verteren het erfdeel inhalig. وَتَأْكُلُونَ التُّرَاثَ أَكْلًا لَّمًّا
20 En jullie beminnen het bezit met overdreven liefde. وَتُحِبُّونَ الْمَالَ حُبًّا جَمًّا
21 Nee, wanneer de aarde met klappen verpulverd wordt. كَلَّا إِذَا دُكَّتِ الْأَرْضُ دَكًّا دَكًّا
22 En jouw Heer komt, en de Engelen, rij na rij. وَجَاء رَبُّكَ وَالْمَلَكُ صَفًّا صَفًّا
23 En op de Dag dat de Hel wordt getoond, op die Dag zal de mens zich (zijn slechte daden) herinneren, maar wat baat hem dan nog de herinnering? وَجِيءَ يَوْمَئِذٍ بِجَهَنَّمَ يَوْمَئِذٍ يَتَذَكَّرُ الْإِنسَانُ وَأَنَّى لَهُ الذِّكْرَى
24 Hij zegt: "Wee, had ik maar goede (daden) verricht tijdens mijn leven." يَقُولُ يَا لَيْتَنِي قَدَّمْتُ لِحَيَاتِي
25 Maar op die Dag is er niemand die straft zoals Hij. فَيَوْمَئِذٍ لَّا يُعَذِّبُ عَذَابَهُ أَحَدٌ
26 En niemand knevelt zoals Hij knevelt. وَلَا يُوثِقُ وَثَاقَهُ أَحَدٌ
27 O tot rust gekomen ziel! يَا أَيَّتُهَا النَّفْسُ الْمُطْمَئِنَّةُ
28 Keer terug tot jouw Heer, behaagd en welbehaagd (ontvangen door Hem). ارْجِعِي إِلَى رَبِّكِ رَاضِيَةً مَّرْضِيَّةً
29 En treed binnen onder Mijn dienaren. فَادْخُلِي فِي عِبَادِي
30 En treed binnen in Mijn Paradijs. وَادْخُلِي جَنَّتِي
;