Al-Waqi'a

  1. Home
  2. Translation
  3. Dutch: Sofian S. Siregar
Change Language
Change Surah
Change Recitation

Dutch: Sofian S. Siregar

 Play All
# Translation Ayah
1 Wanneer de Dag der Opstanding plaatsvindt. إِذَا وَقَعَتِ الْوَاقِعَةُ
2 (Dan) kent de gebeurtenis ervan geen loochening. لَيْسَ لِوَقْعَتِهَا كَاذِبَةٌ
3 Verlagend (voor de één), verheffend (voor de ander). خَافِضَةٌ رَّافِعَةٌ
4 Wanneer de aarde hevig geschud wordt. إِذَا رُجَّتِ الْأَرْضُ رَجًّا
5 En de bergen volledig vernietigd worden. وَبُسَّتِ الْجِبَالُ بَسًّا
6 Zodat deze tot rondvliegend stof worden. فَكَانَتْ هَبَاء مُّنبَثًّا
7 En jullie in drie groepen verdeeld zijn. وَكُنتُمْ أَزْوَاجًا ثَلَاثَةً
8 De mensen van de rechterzijde, (wat een voorspoed voor) de mensen van de rechterzijde! فَأَصْحَابُ الْمَيْمَنَةِ مَا أَصْحَابُ الْمَيْمَنَةِ
9 En de mensen van de linkerzijde, (wat een tegenspoed voor) de mensen van de linkerzijde! وَأَصْحَابُ الْمَشْأَمَةِ مَا أَصْحَابُ الْمَشْأَمَةِ
10 En de eersten (de derde groep) zijn de eersten. وَالسَّابِقُونَ السَّابِقُونَ
11 Dat zijn degenen die nabij zijn gebracht. أُوْلَئِكَ الْمُقَرَّبُونَ
12 In de Tuinen van gelukzaligheid (het Paradijs). فِي جَنَّاتِ النَّعِيمِ
13 Een aantal van de vroegeren. ثُلَّةٌ مِّنَ الْأَوَّلِينَ
14 En weinig van de lateren. وَقَلِيلٌ مِّنَ الْآخِرِينَ
15 Op (met goud) geborduurde rustbanken. عَلَى سُرُرٍ مَّوْضُونَةٍ
16 Daarop leunend, tegenover elkaar zittend. مُتَّكِئِينَ عَلَيْهَا مُتَقَابِلِينَ
17 Onder hen gaan eeuwig jeugdigen rond. يَطُوفُ عَلَيْهِمْ وِلْدَانٌ مُّخَلَّدُونَ
18 Met bokalen en kannen en glazen, gevuld aan een stromende bron. بِأَكْوَابٍ وَأَبَارِيقَ وَكَأْسٍ مِّن مَّعِينٍ
19 Waarvan zij geen hoofdpijn krijgen en niet dronken worden. لَا يُصَدَّعُونَ عَنْهَا وَلَا يُنزِفُونَ
20 En vruchten waaruit zij kunnen kiezen. وَفَاكِهَةٍ مِّمَّا يَتَخَيَّرُونَ
21 En vlees van gevogelte, wat zij maar verlangen. وَلَحْمِ طَيْرٍ مِّمَّا يَشْتَهُونَ
22 En schonen met schitterende ogen. وَحُورٌ عِينٌ
23 Gelijk welbewaarde parels. كَأَمْثَالِ اللُّؤْلُؤِ الْمَكْنُونِ
24 Als een beloning voor wat zij plachten te doen. جَزَاء بِمَا كَانُوا يَعْمَلُونَ
25 Zij horen daarin geen onzin en geen zondigheid. لَا يَسْمَعُونَ فِيهَا لَغْوًا وَلَا تَأْثِيمًا
26 Slechts het zeggen van: "Vrede! Vrede!" إِلَّا قِيلًا سَلَامًا سَلَامًا
27 En de mensen van de rechterzijde, (wat een voorspoed voor) de mensen van de rechterzijde! وَأَصْحَابُ الْيَمِينِ مَا أَصْحَابُ الْيَمِينِ
28 Temidden van lotusbomen zonder doornen. فِي سِدْرٍ مَّخْضُودٍ
29 En bananenbomen vol met vruchten. وَطَلْحٍ مَّنضُودٍ
30 En langdurige schaduw. وَظِلٍّ مَّمْدُودٍ
31 En stromend water. وَمَاء مَّسْكُوبٍ
32 En fruit in overvloed. وَفَاكِهَةٍ كَثِيرَةٍ
33 Niet onderbroken en niet verboden. لَّا مَقْطُوعَةٍ وَلَا مَمْنُوعَةٍ
34 Op verhoogde rustbedden. وَفُرُشٍ مَّرْفُوعَةٍ
35 Voorwaar, Wij hebben hen (de vrouwen in het Paradijs) opnieuw geschapen. إِنَّا أَنشَأْنَاهُنَّ إِنشَاء
36 En Wij hebben hen maagdelijk gemaakt. فَجَعَلْنَاهُنَّ أَبْكَارًا
37 Liefdevol en gelijk in leeftijd. عُرُبًا أَتْرَابًا
38 Voor de mensen aan de rechterzijde. لِّأَصْحَابِ الْيَمِينِ
39 Een aantal van de vroegeren (groepen). ثُلَّةٌ مِّنَ الْأَوَّلِينَ
40 En een aantal van de lateren. وَثُلَّةٌ مِّنَ الْآخِرِينَ
41 En de mensen van de linkerzijde, (wat een tegenspoed voor) de mensen aan de linkerzijde! وَأَصْحَابُ الشِّمَالِ مَا أَصْحَابُ الشِّمَالِ
42 (Zij verkeren) in een verzengende wind en kokend water. فِي سَمُومٍ وَحَمِيمٍ
43 En schaduwen van zwarte rook. وَظِلٍّ مِّن يَحْمُومٍ
44 Niet koel en niet weldadig. لَّا بَارِدٍ وَلَا كَرِيمٍ
45 Voorwaar, zij plachten voorheen in weelde te leven. إِنَّهُمْ كَانُوا قَبْلَ ذَلِكَ مُتْرَفِينَ
46 En zij volhardden in geweldige zondigheid. وَكَانُوا يُصِرُّونَ عَلَى الْحِنثِ الْعَظِيمِ
47 Zij plachten te zeggen: "Als wij gestorven zijn en tot stof en botten zijn geworden, zullen wij dan zeker opgewekt worden? وَكَانُوا يَقُولُونَ أَئِذَا مِتْنَا وَكُنَّا تُرَابًا وَعِظَامًا أَئِنَّا لَمَبْعُوثُونَ
48 En ook onze voorvaderen?" أَوَ آبَاؤُنَا الْأَوَّلُونَ
49 Zeg: "Voorwaar, de vroegeren en de lateren." قُلْ إِنَّ الْأَوَّلِينَ وَالْآخِرِينَ
50 Zij zullen zeker bijeengebracht worden op het bepaalde tijdstip van een bekende Dag. لَمَجْمُوعُونَ إِلَى مِيقَاتِ يَوْمٍ مَّعْلُومٍ
51 Daarna zullen jullie, O dwalende, loochenaars. ثُمَّ إِنَّكُمْ أَيُّهَا الضَّالُّونَ الْمُكَذِّبُونَ
52 Zeker van de Zaqqôem-boom eten. لَآكِلُونَ مِن شَجَرٍ مِّن زَقُّومٍ
53 Dan zullen jullie daarmee de buiken vullen. فَمَالِؤُونَ مِنْهَا الْبُطُونَ
54 Daarna zullen jullie er (kokend water) van drinken. فَشَارِبُونَ عَلَيْهِ مِنَ الْحَمِيمِ
55 Jullie zullen dan drinken als smachtende kamelen. فَشَارِبُونَ شُرْبَ الْهِيمِ
56 Dit is hun onthaal op de Dag des Oordeels. هَذَا نُزُلُهُمْ يَوْمَ الدِّينِ
57 Wij hebben jullie geschapen, waren jullie maar overtuigd geweest! نَحْنُ خَلَقْنَاكُمْ فَلَوْلَا تُصَدِّقُونَ
58 Hoe denken jullie dan over dat (zaad) wat jullie uitstorten? أَفَرَأَيْتُم مَّا تُمْنُونَ
59 Hebben jullie dat geschapen of zijn Wij de Scheppers? أَأَنتُمْ تَخْلُقُونَهُ أَمْ نَحْنُ الْخَالِقُونَ
60 Wij hebben de dood onder jullie bepaald, en Wij zijn niet zwak. نَحْنُ قَدَّرْنَا بَيْنَكُمُ الْمَوْتَ وَمَا نَحْنُ بِمَسْبُوقِينَ
61 Om schepselen zoals jullie te scheppen en om jullie opnieuw tot leven te brengen in (een schepping) waarvan jullie niet weten. عَلَى أَن نُّبَدِّلَ أَمْثَالَكُمْ وَنُنشِئَكُمْ فِي مَا لَا تَعْلَمُونَ
62 En voorzeker, jullie hebben kennis over de eerste schepping, hadden jullie er maar lering uit getrokken! وَلَقَدْ عَلِمْتُمُ النَّشْأَةَ الْأُولَى فَلَوْلَا تَذكَّرُونَ
63 Hoe denken jullie dan over wat jullie zaaien? أَفَرَأَيْتُم مَّا تَحْرُثُونَ
64 Zijn jullie het die het doen groeien of zijn Wij het Die doen groeien? أَأَنتُمْ تَزْرَعُونَهُ أَمْ نَحْنُ الزَّارِعُونَ
65 Als Wij zouden willen, dan zouden Wij het laten verdorren, zodat jullie het zouden blijven betreuren. لَوْ نَشَاء لَجَعَلْنَاهُ حُطَامًا فَظَلْتُمْ تَفَكَّهُونَ
66 (En zeiden:) "Voorwaar, wij zijn zeker met schuld beladen. إِنَّا لَمُغْرَمُونَ
67 Wij zijn zelfs beroofd." بَلْ نَحْنُ مَحْرُومُونَ
68 Hoe denken jullie dan over het water dat jullie drinken? أَفَرَأَيْتُمُ الْمَاء الَّذِي تَشْرَبُونَ
69 Zijn jullie het die het uit de wolken doen neerkomen of zijn Wij de neerzenders? أَأَنتُمْ أَنزَلْتُمُوهُ مِنَ الْمُزْنِ أَمْ نَحْنُ الْمُنزِلُونَ
70 Als Wij zouden willen, dan zouden Wij het tot zout water maken. Waren jullie maar dankbaar! لَوْ نَشَاء جَعَلْنَاهُ أُجَاجًا فَلَوْلَا تَشْكُرُونَ
71 Hoe denken jullie dan over het vuur dat jullie ontsteken? أَفَرَأَيْتُمُ النَّارَ الَّتِي تُورُونَ
72 Hebben jullie de boom daarvoor voortgebracht, of zijn Wij de voortbrengers? أَأَنتُمْ أَنشَأْتُمْ شَجَرَتَهَا أَمْ نَحْنُ الْمُنشِؤُونَ
73 Wij hebben het (vuur) gemaakt ter herinnering en tot nut voor de reizigers. نَحْنُ جَعَلْنَاهَا تَذْكِرَةً وَمَتَاعًا لِّلْمُقْوِينَ
74 Prijst daarom de Naam van jouw Heer, de Geweldige. فَسَبِّحْ بِاسْمِ رَبِّكَ الْعَظِيمِ
75 Ik zweer bij het vallen van de sterren. فَلَا أُقْسِمُ بِمَوَاقِعِ النُّجُومِ
76 En voorwaar, dat is zeker een geweldige eed, als jullie dat begrepen! وَإِنَّهُ لَقَسَمٌ لَّوْ تَعْلَمُونَ عَظِيمٌ
77 En voorwaar, dit is zeker de nobele Koran. إِنَّهُ لَقُرْآنٌ كَرِيمٌ
78 In een welbewaard Boek. فِي كِتَابٍ مَّكْنُونٍ
79 Dat niemand aanraakt dan de gereinigden. لَّا يَمَسُّهُ إِلَّا الْمُطَهَّرُونَ
80 Een neerzending van de Heer der Werelden. تَنزِيلٌ مِّن رَّبِّ الْعَالَمِينَ
81 Onderschatten jullie deze Koran dan? أَفَبِهَذَا الْحَدِيثِ أَنتُم مُّدْهِنُونَ
82 En nemen jullie het loochenen (als dankbetuiging voor) jullie levensvoorziening? وَتَجْعَلُونَ رِزْقَكُمْ أَنَّكُمْ تُكَذِّبُونَ
83 Waren jullie maar, toen (de ziel) de keel bereikte. فَلَوْلَا إِذَا بَلَغَتِ الْحُلْقُومَ
84 En jullie op dat moment toezagen. وَأَنتُمْ حِينَئِذٍ تَنظُرُونَ
85 En Wij dichter bij hem waren dan jullie - maar jullie zagen het niet. وَنَحْنُ أَقْرَبُ إِلَيْهِ مِنكُمْ وَلَكِن لَّا تُبْصِرُونَ
86 Waren jullie toen maar niet verantwoordelijk geweest. فَلَوْلَا إِن كُنتُمْ غَيْرَ مَدِينِينَ
87 Dan zouden jullie haar (de ziel) terugbrengen, als jullie waarachtig geweest waren. تَرْجِعُونَهَا إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ
88 Als hij (de ziel) tot de nabijgebrachten behoort. فَأَمَّا إِن كَانَ مِنَ الْمُقَرَّبِينَ
89 (Dan zijn er voor de ziel) rust en voorzieningen en de Tuinen van gelukzaligheid (het Paradijs). فَرَوْحٌ وَرَيْحَانٌ وَجَنَّةُ نَعِيمٍ
90 Als hij tot de mensen aan de rechterzijde behoort. وَأَمَّا إِن كَانَ مِنَ أَصْحَابِ الْيَمِينِ
91 (Luidt de begroeting.) "Vrede zij met jou," van de mensen van de rechterzijde. فَسَلَامٌ لَّكَ مِنْ أَصْحَابِ الْيَمِينِ
92 En als hij tot de dwalende loochenaars behoort. وَأَمَّا إِن كَانَ مِنَ الْمُكَذِّبِينَ الضَّالِّينَ
93 Dan is er een onthaal van kokend water. فَنُزُلٌ مِّنْ حَمِيمٍ
94 En roostering in Djahîm (de Hel). وَتَصْلِيَةُ جَحِيمٍ
95 Voorwaar, dit is zeker de stellige Waarheid. إِنَّ هَذَا لَهُوَ حَقُّ الْيَقِينِ
96 Prijst daarom de Naam van jouw Heer, de Geweldige. فَسَبِّحْ بِاسْمِ رَبِّكَ الْعَظِيمِ
Next Surah Al-Hadid
;