Al-Anfal

Change Language
Change Surah
Change Recitation

Dutch: Fred Leemhuis

Play All
# Translation Ayah
1 Zij vragen jou naar de buit. Zeg: "De buit behoort aan God en Zijn gezant. Vreest dus God en stelt onderling orde op zaken en gehoorzaamt God en Zijn gezant als jullie gelovig zijn." يَسْأَلُونَكَ عَنِ الأَنفَالِ قُلِ الأَنفَالُ لِلّهِ وَالرَّسُولِ فَاتَّقُواْ اللّهَ وَأَصْلِحُواْ ذَاتَ بِيْنِكُمْ وَأَطِيعُواْ اللّهَ وَرَسُولَهُ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ
2 De gelovigen dat zijn slechts zij van wie de harten vol ontzag zijn wanneer Gods naam vermeld wordt en die, wanneer Zijn tekenen aan hen worden voorgelezen, erdoor in geloof toenemen en die op hun Heer hun vertrouwen stellen, إِنَّمَا الْمُؤْمِنُونَ الَّذِينَ إِذَا ذُكِرَ اللّهُ وَجِلَتْ قُلُوبُهُمْ وَإِذَا تُلِيَتْ عَلَيْهِمْ آيَاتُهُ زَادَتْهُمْ إِيمَانًا وَعَلَى رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ
3 die de salaat verrichten en van wat Wij hun voor hun levensonderhoud gegeven hebben ook bijdragen geven. الَّذِينَ يُقِيمُونَ الصَّلاَةَ وَمِمَّا رَزَقْنَاهُمْ يُنفِقُونَ
4 Zij zijn het die echt geloven; voor hen zijn er verschillende rangen bij God en vergeving en een voortreffelijke voorziening. أُوْلَـئِكَ هُمُ الْمُؤْمِنُونَ حَقًّا لَّهُمْ دَرَجَاتٌ عِندَ رَبِّهِمْ وَمَغْفِرَةٌ وَرِزْقٌ كَرِيمٌ
5 Zoals jouw Heer jou met de waarheid jouw huis liet uitgaan en dat terwijl het een groep van de gelovigen tegenstond. كَمَا أَخْرَجَكَ رَبُّكَ مِن بَيْتِكَ بِالْحَقِّ وَإِنَّ فَرِيقاً مِّنَ الْمُؤْمِنِينَ لَكَارِهُونَ
6 Zij twistten met jou over de waarheid, nadat die hun duidelijk was geworden, alsof zij met open ogen de dood in gedreven werden. يُجَادِلُونَكَ فِي الْحَقِّ بَعْدَ مَا تَبَيَّنَ كَأَنَّمَا يُسَاقُونَ إِلَى الْمَوْتِ وَهُمْ يَنظُرُونَ
7 En toen God jullie toezegde dat één van de twee groepen voor jullie bestemd was en jullie liever hadden dat de weerloze voor jullie bestemd was. Maar God wenste de waarheid met Zijn woorden te bevestigen en de ongelovigen tot de laatste toe te vellen. وَإِذْ يَعِدُكُمُ اللّهُ إِحْدَى الطَّائِفَتِيْنِ أَنَّهَا لَكُمْ وَتَوَدُّونَ أَنَّ غَيْرَ ذَاتِ الشَّوْكَةِ تَكُونُ لَكُمْ وَيُرِيدُ اللّهُ أَن يُحِقَّ الحَقَّ بِكَلِمَاتِهِ وَيَقْطَعَ دَابِرَ الْكَافِرِينَ
8 Om de waarheid te bevestigen en de onzin te ontkrachten ook al staat het de boosdoeners tegen. لِيُحِقَّ الْحَقَّ وَيُبْطِلَ الْبَاطِلَ وَلَوْ كَرِهَ الْمُجْرِمُونَ
9 Toen jullie je Heer om hulp vroegen en Hij jullie verhoorde: "Ik versterk jullie met duizend engelen die achter elkaar aan komen." إِذْ تَسْتَغِيثُونَ رَبَّكُمْ فَاسْتَجَابَ لَكُمْ أَنِّي مُمِدُّكُم بِأَلْفٍ مِّنَ الْمَلآئِكَةِ مُرْدِفِينَ
10 En God heeft het alleen maar gedaan om het goed nieuws te laten zijn en opdat jullie harten erdoor gerustgesteld zouden worden -- de overwinning komt alleen maar van God. God is machtig en wijs. وَمَا جَعَلَهُ اللّهُ إِلاَّ بُشْرَى وَلِتَطْمَئِنَّ بِهِ قُلُوبُكُمْ وَمَا النَّصْرُ إِلاَّ مِنْ عِندِ اللّهِ إِنَّ اللّهَ عَزِيزٌ حَكِيمٌ
11 Toen Hij jullie als een bescherming van Hem door slaap bevangen liet worden en water uit de hemel over jullie liet neerdalen om jullie ermee rein te maken en de gruwel van de satan van jullie te verwijderen en om jullie harten standvastig en de voeten stevig te maken. إِذْ يُغَشِّيكُمُ النُّعَاسَ أَمَنَةً مِّنْهُ وَيُنَزِّلُ عَلَيْكُم مِّن السَّمَاء مَاء لِّيُطَهِّرَكُم بِهِ وَيُذْهِبَ عَنكُمْ رِجْزَ الشَّيْطَانِ َلِيَرْبِطَ عَلَى قُلُوبِكُمْ وَيُثَبِّتَ بِهِ الأَقْدَامَ
12 Toen jouw Heer aan de engelen openbaarde: "Ik ben met jullie, sterkt dus hen die geloven. Ik zal de harten van hen die ongelovig zijn schrik aanjagen. Houwt dan in op de nekken en houwt hen op al hun vingers." إِذْ يُوحِي رَبُّكَ إِلَى الْمَلآئِكَةِ أَنِّي مَعَكُمْ فَثَبِّتُواْ الَّذِينَ آمَنُواْ سَأُلْقِي فِي قُلُوبِ الَّذِينَ كَفَرُواْ الرَّعْبَ فَاضْرِبُواْ فَوْقَ الأَعْنَاقِ وَاضْرِبُواْ مِنْهُمْ كُلَّ بَنَانٍ
13 Dat is omdat zij God en Zijn gezant tegenwerken. En als iemand God en Zijn gezant tegenwerkt, dan is God streng in de afstraffing. ذَلِكَ بِأَنَّهُمْ شَآقُّواْ اللّهَ وَرَسُولَهُ وَمَن يُشَاقِقِ اللّهَ وَرَسُولَهُ فَإِنَّ اللّهَ شَدِيدُ الْعِقَابِ
14 Dat is het dan voor jullie; proeft het dan. En, voor de ongelovigen is er de bestraffing van het vuur. ذَلِكُمْ فَذُوقُوهُ وَأَنَّ لِلْكَافِرِينَ عَذَابَ النَّارِ
15 Jullie die geloven! Wanneer jullie hen die ongelovig zijn tegenkomen wanneer zij met velen optrekken keert dan niet om, om te vluchten. يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ إِذَا لَقِيتُمُ الَّذِينَ كَفَرُواْ زَحْفاً فَلاَ تُوَلُّوهُمُ الأَدْبَارَ
16 Wie zich op die dag omkeert -- behalve als krijgsmanoeuvre of om aansluiting te zoeken bij een andere troepenmacht -- die haalt zich de toorn van God op de hals en zijn verblijfplaats is de hel. Dat is pas een slechte bestemming! وَمَن يُوَلِّهِمْ يَوْمَئِذٍ دُبُرَهُ إِلاَّ مُتَحَرِّفاً لِّقِتَالٍ أَوْ مُتَحَيِّزاً إِلَى فِئَةٍ فَقَدْ بَاء بِغَضَبٍ مِّنَ اللّهِ وَمَأْوَاهُ جَهَنَّمُ وَبِئْسَ الْمَصِيرُ
17 Niet jullie hebben hen gedood, maar God heeft hen gedood en niet jij hebt geworpen toen jij wierp, maar God heeft geworpen en wel om de gelovigen daardoor met een goede beproeving op de proef te stellen. God is horend en wetend. فَلَمْ تَقْتُلُوهُمْ وَلَـكِنَّ اللّهَ قَتَلَهُمْ وَمَا رَمَيْتَ إِذْ رَمَيْتَ وَلَـكِنَّ اللّهَ رَمَى وَلِيُبْلِيَ الْمُؤْمِنِينَ مِنْهُ بَلاء حَسَناً إِنَّ اللّهَ سَمِيعٌ عَلِيمٌ
18 Dat is het dan voor jullie. En God verzwakt de list van de ongelovigen. ذَلِكُمْ وَأَنَّ اللّهَ مُوهِنُ كَيْدِ الْكَافِرِينَ
19 Als jullie om een goede afloop vragen dan is het succes al tot jullie gekomen, maar als jullie ophouden dan is het beter voor jullie. En als jullie terugkeren dan keren Wij [ook] terug. En jullie troepenmacht zal jullie in niets baten ook al is zij groot, maar God is met de gelovigen. إِن تَسْتَفْتِحُواْ فَقَدْ جَاءكُمُ الْفَتْحُ وَإِن تَنتَهُواْ فَهُوَ خَيْرٌ لَّكُمْ وَإِن تَعُودُواْ نَعُدْ وَلَن تُغْنِيَ عَنكُمْ فِئَتُكُمْ شَيْئًا وَلَوْ كَثُرَتْ وَأَنَّ اللّهَ مَعَ الْمُؤْمِنِينَ
20 Jullie die geloven! Gehoorzaamt God en Zijn gezant en keert jullie niet van Hem af terwijl jullie toehoren. يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ أَطِيعُواْ اللّهَ وَرَسُولَهُ وَلاَ تَوَلَّوْا عَنْهُ وَأَنتُمْ تَسْمَعُونَ
21 En weest niet als zij die zeggen: "Wij horen", terwijl zij niet horen. * وَلاَ تَكُونُواْ كَالَّذِينَ قَالُوا سَمِعْنَا وَهُمْ لاَ يَسْمَعُونَ
22 De slechtste beesten zijn bij God de doven en de stommen die geen verstand hebben. إِنَّ شَرَّ الدَّوَابَّ عِندَ اللّهِ الصُّمُّ الْبُكْمُ الَّذِينَ لاَ يَعْقِلُونَ
23 Als God bij hen van iets goeds geweten had, dan had Hij hen laten horen, en als Hij hen had laten horen dan hadden zij zich toch afgekeerd terwijl zij zich afwendden. وَلَوْ عَلِمَ اللّهُ فِيهِمْ خَيْرًا لَّأسْمَعَهُمْ وَلَوْ أَسْمَعَهُمْ لَتَوَلَّواْ وَّهُم مُّعْرِضُونَ
24 Jullie die geloven! Geeft gehoor aan God en de gezant, wanneer Hij jullie oproept tot wat jullie leven geeft en weet dat God tussen een man en zijn hart tussenbeide komt en dat jullie tot Hem verzameld zullen worden. يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ اسْتَجِيبُواْ لِلّهِ وَلِلرَّسُولِ إِذَا دَعَاكُم لِمَا يُحْيِيكُمْ وَاعْلَمُواْ أَنَّ اللّهَ يَحُولُ بَيْنَ الْمَرْءِ وَقَلْبِهِ وَأَنَّهُ إِلَيْهِ تُحْشَرُونَ
25 En weest op jullie hoede voor een verzoeking die niet speciaal hen uit jullie midden treft die onrecht plegen. En weet dat God streng is in de afstraffing. وَاتَّقُواْ فِتْنَةً لاَّ تُصِيبَنَّ الَّذِينَ ظَلَمُواْ مِنكُمْ خَآصَّةً وَاعْلَمُواْ أَنَّ اللّهَ شَدِيدُ الْعِقَابِ
26 En herinnert jullie toen jullie weinig waren en onderdrukt werden op de aarde, terwijl jullie bang waren dat de mensen jullie zouden wegrukken. Maar Hij gaf jullie toen een onderkomen en heeft jullie gesterkt met Zijn hulp en voorzag met goede dingen in jullie onderhoud; misschien zullen jullie dank betuigen. وَاذْكُرُواْ إِذْ أَنتُمْ قَلِيلٌ مُّسْتَضْعَفُونَ فِي الأَرْضِ تَخَافُونَ أَن يَتَخَطَّفَكُمُ النَّاسُ فَآوَاكُمْ وَأَيَّدَكُم بِنَصْرِهِ وَرَزَقَكُم مِّنَ الطَّيِّبَاتِ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ
27 Jullie die geloven! Weest niet ontrouw aan God en de gezant en weest niet ontrouw aan de dingen die jullie toevertrouwd zijn, terwijl jullie beter weten. يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ لاَ تَخُونُواْ اللّهَ وَالرَّسُولَ وَتَخُونُواْ أَمَانَاتِكُمْ وَأَنتُمْ تَعْلَمُونَ
28 En weet dat jullie bezittingen en jullie kinderen een verzoeking zijn en dat er bij God een geweldig loon is. وَاعْلَمُواْ أَنَّمَا أَمْوَالُكُمْ وَأَوْلاَدُكُمْ فِتْنَةٌ وَأَنَّ اللّهَ عِندَهُ أَجْرٌ عَظِيمٌ
29 Jullie die geloven! Als jullie God vrezen zal Hij voor jullie een reddend onderscheidingsmiddel brengen en jullie je slechte daden kwijtschelden en jullie vergeven; God is vol van geweldige goedgunstigheid. يِا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ إَن تَتَّقُواْ اللّهَ يَجْعَل لَّكُمْ فُرْقَاناً وَيُكَفِّرْ عَنكُمْ سَيِّئَاتِكُمْ وَيَغْفِرْ لَكُمْ وَاللّهُ ذُو الْفَضْلِ الْعَظِيمِ
30 En toen zij die ongelovig zijn plannen maakten om je vast te houden of je te doden of je te verdrijven. Zij maakten plannen en God maakte plannen, maar God is de beste plannenmaker. وَإِذْ يَمْكُرُ بِكَ الَّذِينَ كَفَرُواْ لِيُثْبِتُوكَ أَوْ يَقْتُلُوكَ أَوْ يُخْرِجُوكَ وَيَمْكُرُونَ وَيَمْكُرُ اللّهُ وَاللّهُ خَيْرُ الْمَاكِرِينَ
31 En wanneer Gods tekenen aan hen worden voorgelezen zeggen zij: "Wij hebben het gehoord, als wij wilden dan zouden wij iets dergelijks kunnen zeggen. Dit zijn slechts fabels van hen die er eertijds waren." وَإِذَا تُتْلَى عَلَيْهِمْ آيَاتُنَا قَالُواْ قَدْ سَمِعْنَا لَوْ نَشَاء لَقُلْنَا مِثْلَ هَـذَا إِنْ هَـذَا إِلاَّ أَسَاطِيرُ الأوَّلِينَ
32 En toen zij zeiden: "O God, als dit de waarheid is die van U komt, laat dan stenen uit de hemel op ons regenen of geef ons een pijnlijke bestraffing." وَإِذْ قَالُواْ اللَّهُمَّ إِن كَانَ هَـذَا هُوَ الْحَقَّ مِنْ عِندِكَ فَأَمْطِرْ عَلَيْنَا حِجَارَةً مِّنَ السَّمَاء أَوِ ائْتِنَا بِعَذَابٍ أَلِيمٍ
33 Maar God is niet zo dat Hij hen zou bestraffen terwijl jij nog onder hen verkeert, noch zou God hen bestraffen, terwijl zij om vergeving vragen. وَمَا كَانَ اللّهُ لِيُعَذِّبَهُمْ وَأَنتَ فِيهِمْ وَمَا كَانَ اللّهُ مُعَذِّبَهُمْ وَهُمْ يَسْتَغْفِرُونَ
34 Maar waarom zou God hen niet bestraffen als zij de weg naar de heilige moskee versperren en er niet de beschermers van zijn. De beschermers ervan zijn slechts de gelovigen, maar de meesten van hen weten het niet. وَمَا لَهُمْ أَلاَّ يُعَذِّبَهُمُ اللّهُ وَهُمْ يَصُدُّونَ عَنِ الْمَسْجِدِ الْحَرَامِ وَمَا كَانُواْ أَوْلِيَاءهُ إِنْ أَوْلِيَآؤُهُ إِلاَّ الْمُتَّقُونَ وَلَـكِنَّ أَكْثَرَهُمْ لاَ يَعْلَمُونَ
35 Hun salaat bij het huis is slechts gefluit en handgeklap. Proeft dan de bestraffing ervoor dat jullie ongelovig waren. وَمَا كَانَ صَلاَتُهُمْ عِندَ الْبَيْتِ إِلاَّ مُكَاء وَتَصْدِيَةً فَذُوقُواْ الْعَذَابَ بِمَا كُنتُمْ تَكْفُرُونَ
36 Zij die ongelovig zijn dragen hun bezittingen bij om Gods weg te versperren. Zij zullen ze als bijdragen geven en dat zal voor hen een [reden tot] wroeging worden. Dan zullen zij overwonnen worden en zij die ongelovig zijn zullen in de hel verzameld worden, إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ يُنفِقُونَ أَمْوَالَهُمْ لِيَصُدُّواْ عَن سَبِيلِ اللّهِ فَسَيُنفِقُونَهَا ثُمَّ تَكُونُ عَلَيْهِمْ حَسْرَةً ثُمَّ يُغْلَبُونَ وَالَّذِينَ كَفَرُواْ إِلَى جَهَنَّمَ يُحْشَرُونَ
37 opdat God de slechten van de goeden onderscheidt en de slechten op elkaar zet en opstapelt en in de hel zet. Dat zijn de verliezers. لِيَمِيزَ اللّهُ الْخَبِيثَ مِنَ الطَّيِّبِ وَيَجْعَلَ الْخَبِيثَ بَعْضَهُ عَلَىَ بَعْضٍ فَيَرْكُمَهُ جَمِيعاً فَيَجْعَلَهُ فِي جَهَنَّمَ أُوْلَـئِكَ هُمُ الْخَاسِرُونَ
38 Spreekt tot hen die ongelovig zijn. Als zij ophouden, dan zal hun wat zij eerder deden vergeven worden, maar als zij het weer doen -- de gebruikelijke behandeling van hen die er eertijds waren is al eerder toegepast. قُل لِلَّذِينَ كَفَرُواْ إِن يَنتَهُواْ يُغَفَرْ لَهُم مَّا قَدْ سَلَفَ وَإِنْ يَعُودُواْ فَقَدْ مَضَتْ سُنَّةُ الأَوَّلِينِ
39 Strijdt tegen hen tot er geen verzoeking meer is en de gehele godsdienst alleen God toebehoort. En als zij dan ophouden doorziet God wel wat zij doen. وَقَاتِلُوهُمْ حَتَّى لاَ تَكُونَ فِتْنَةٌ وَيَكُونَ الدِّينُ كُلُّهُ لِلّه فَإِنِ انتَهَوْاْ فَإِنَّ اللّهَ بِمَا يَعْمَلُونَ بَصِيرٌ
40 En als zij zich afkeren, weet dan dat God jullie beschermheer is; een voortreffelijke beschermheer en een voortreffelijke helper! وَإِن تَوَلَّوْاْ فَاعْلَمُواْ أَنَّ اللّهَ مَوْلاَكُمْ نِعْمَ الْمَوْلَى وَنِعْمَ النَّصِيرُ
41 En weet, dat wanneer jullie iets buitmaken, dat dan aan God een vijfde deel toebehoort en aan de gezant, de verwanten, de wezen, de behoeftigen en hij die onderweg is, als jullie geloven in God en wat Wij tot Onze dienaar hebben neergezonden op de dag van het reddend onderscheidingsmiddel, de dag dat de beide troepenmachten tot een treffen kwamen; God is almachtig. وَاعْلَمُواْ أَنَّمَا غَنِمْتُم مِّن شَيْءٍ فَأَنَّ لِلّهِ خُمُسَهُ وَلِلرَّسُولِ وَلِذِي الْقُرْبَى وَالْيَتَامَى وَالْمَسَاكِينِ وَابْنِ السَّبِيلِ إِن كُنتُمْ آمَنتُمْ بِاللّهِ وَمَا أَنزَلْنَا عَلَى عَبْدِنَا يَوْمَ الْفُرْقَانِ يَوْمَ الْتَقَى الْجَمْعَانِ وَاللّهُ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ
42 Toen jullie op de dichtbijgelegen helling waren en zij op de verafgelegen helling en de ruiterij beneden jullie was! Als jullie het met elkaar afgesproken hadden, dan waren jullie de afspraak zeker niet nagekomen. Maar het gebeurde opdat God een beschikking zou treffen die volvoerd moest worden en opdat zij die zijn omgekomen zouden omkomen op grond van een duidelijk bewijs en opdat zij die in leven bleven in leven zouden blijven op grond van een duidelijk bewijs. God is echt horend en wetend. إِذْ أَنتُم بِالْعُدْوَةِ الدُّنْيَا وَهُم بِالْعُدْوَةِ الْقُصْوَى وَالرَّكْبُ أَسْفَلَ مِنكُمْ وَلَوْ تَوَاعَدتَّمْ لاَخْتَلَفْتُمْ فِي الْمِيعَادِ وَلَـكِن لِّيَقْضِيَ اللّهُ أَمْراً كَانَ مَفْعُولاً لِّيَهْلِكَ مَنْ هَلَكَ عَن بَيِّنَةٍ وَيَحْيَى مَنْ حَيَّ عَن بَيِّنَةٍ وَإِنَّ اللّهَ لَسَمِيعٌ عَلِيمٌ
43 Toen God hen in jouw slaap weinig liet lijken! Als Hij hen talrijk had laten lijken, dan hadden jullie het opgegeven en met elkaar erover getwist, maar God heeft [jullie] bewaard. Hij weet wat er binnen in de harten is. إِذْ يُرِيكَهُمُ اللّهُ فِي مَنَامِكَ قَلِيلاً وَلَوْ أَرَاكَهُمْ كَثِيراً لَّفَشِلْتُمْ وَلَتَنَازَعْتُمْ فِي الأَمْرِ وَلَـكِنَّ اللّهَ سَلَّمَ إِنَّهُ عَلِيمٌ بِذَاتِ الصُّدُورِ
44 En toen Hij hen aan jullie, toen jullie tot een treffen kwamen, in jullie ogen weinig liet lijken en maakte dat jullie in hun ogen maar weinigen waren. Dat gebeurde opdat God een beschikking zou treffen die volvoerd moest worden. En aan God worden alle zaken voorgelegd. وَإِذْ يُرِيكُمُوهُمْ إِذِ الْتَقَيْتُمْ فِي أَعْيُنِكُمْ قَلِيلاً وَيُقَلِّلُكُمْ فِي أَعْيُنِهِمْ لِيَقْضِيَ اللّهُ أَمْرًا كَانَ مَفْعُولاً وَإِلَى اللّهِ تُرْجَعُ الأمُورُ
45 Jullie die geloven! Wanneer jullie een troepenmacht tegenkomen houdt dan stand en gedenkt God veel; misschien zal het jullie welgaan. يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُواْ إِذَا لَقِيتُمْ فِئَةً فَاثْبُتُواْ وَاذْكُرُواْ اللّهَ كَثِيراً لَّعَلَّكُمْ تُفْلَحُونَ
46 Gehoorzaamt God en Zijn gezant en twist niet met elkaar zodat jullie opgeven en het jullie niet voor de wind gaat. En volhardt geduldig; God is met de geduldig volhardenden. وَأَطِيعُواْ اللّهَ وَرَسُولَهُ وَلاَ تَنَازَعُواْ فَتَفْشَلُواْ وَتَذْهَبَ رِيحُكُمْ وَاصْبِرُواْ إِنَّ اللّهَ مَعَ الصَّابِرِينَ
47 En weest niet als zij die in zelfgenoegzaamheid en om door de mensen gezien te worden uit hun woningen trokken en Gods weg versperden. God omvat wat zij doen. وَلاَ تَكُونُواْ كَالَّذِينَ خَرَجُواْ مِن دِيَارِهِم بَطَرًا وَرِئَاء النَّاسِ وَيَصُدُّونَ عَن سَبِيلِ اللّهِ وَاللّهُ بِمَا يَعْمَلُونَ مُحِيطٌ
48 En toen de satan voor hen hun daden aantrekkelijk maakte en zei: "Vandaag is er onder de mensen niemand die jullie overwint, want ik sta naast jullie." Maar toen de twee troepenmachten elkaar zagen lichtte hij zijn hielen en zei: "Ik heb met jullie niets te maken. Ik zie wat jullie niet zien. Ik ben bang voor God. En God is streng in de afstraffing." وَإِذْ زَيَّنَ لَهُمُ الشَّيْطَانُ أَعْمَالَهُمْ وَقَالَ لاَ غَالِبَ لَكُمُ الْيَوْمَ مِنَ النَّاسِ وَإِنِّي جَارٌ لَّكُمْ فَلَمَّا تَرَاءتِ الْفِئَتَانِ نَكَصَ عَلَى عَقِبَيْهِ وَقَالَ إِنِّي بَرِيءٌ مِّنكُمْ إِنِّي أَرَى مَا لاَ تَرَوْنَ إِنِّيَ أَخَافُ اللّهَ وَاللّهُ شَدِيدُ الْعِقَابِ
49 Toen de huichelaars en zij die in hun harten een ziekte hebben zeiden: "Dezen zijn door hun godsdienst begoocheld." Maar als iemand zijn vertrouwen op God stelt, dan is God machtig en wijs. إِذْ يَقُولُ الْمُنَافِقُونَ وَالَّذِينَ فِي قُلُوبِهِم مَّرَضٌ غَرَّ هَـؤُلاء دِينُهُمْ وَمَن يَتَوَكَّلْ عَلَى اللّهِ فَإِنَّ اللّهَ عَزِيزٌ حَكِيمٌ
50 Als jij maar kon zien wanneer de engelen hen die ongelovig zijn wegnemen, terwijl zij hen op de gezichten en hun ruggen slaan: "Proeft de straf van de verbranding." وَلَوْ تَرَى إِذْ يَتَوَفَّى الَّذِينَ كَفَرُواْ الْمَلآئِكَةُ يَضْرِبُونَ وُجُوهَهُمْ وَأَدْبَارَهُمْ وَذُوقُواْ عَذَابَ الْحَرِيقِ
51 Dat is voor wat jullie handen vroeger gedaan hebben en omdat God geen onrechtvaardige behandeling geeft aan de dienaren. ذَلِكَ بِمَا قَدَّمَتْ أَيْدِيكُمْ وَأَنَّ اللّهَ لَيْسَ بِظَلاَّمٍ لِّلْعَبِيدِ
52 Het is net als met de mensen van Fir'aun en hen die voor hun tijd leefden. Zij hechtten geen geloof aan Gods tekenen en dus greep God hen voor hun zonden. God is krachtig en streng in de afstraffing. كَدَأْبِ آلِ فِرْعَوْنَ وَالَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ كَفَرُواْ بِآيَاتِ اللّهِ فَأَخَذَهُمُ اللّهُ بِذُنُوبِهِمْ إِنَّ اللّهَ قَوِيٌّ شَدِيدُ الْعِقَابِ
53 Dat komt omdat God niet zo is dat Hij genade die Hij aan mensen geschonken heeft verandert zolang zij niet veranderen wat in henzelf is en omdat God wetend en wijs is. ذَلِكَ بِأَنَّ اللّهَ لَمْ يَكُ مُغَيِّرًا نِّعْمَةً أَنْعَمَهَا عَلَى قَوْمٍ حَتَّى يُغَيِّرُواْ مَا بِأَنفُسِهِمْ وَأَنَّ اللّهَ سَمِيعٌ عَلِيمٌ
54 Het is net als met de mensen van Fir'aun en hen die voor hun tijd leefden. Zij loochenden de tekenen van hun Heer en dus vernietigden Wij hen voor hun zonden en Wij verdronken de mensen van Fir'aun. En het waren allen onrechtplegers. كَدَأْبِ آلِ فِرْعَوْنَ وَالَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ كَذَّبُواْ بآيَاتِ رَبِّهِمْ فَأَهْلَكْنَاهُم بِذُنُوبِهِمْ وَأَغْرَقْنَا آلَ فِرْعَونَ وَكُلٌّ كَانُواْ ظَالِمِينَ
55 De slechtste beesten zijn bij God zij die ongelovig zijn en die dus niet geloven, إِنَّ شَرَّ الدَّوَابِّ عِندَ اللّهِ الَّذِينَ كَفَرُواْ فَهُمْ لاَ يُؤْمِنُونَ
56 met wie jij een verbintenis bent aangegaan en die dan elke keer hun verbintenis verbreken en die niet godvrezend zijn. الَّذِينَ عَاهَدتَّ مِنْهُمْ ثُمَّ يَنقُضُونَ عَهْدَهُمْ فِي كُلِّ مَرَّةٍ وَهُمْ لاَ يَتَّقُونَ
57 Als jij hen in de oorlog aantreft verstrooi dan via hen wie er achter hen staan; misschien laten zij zich vermanen. فَإِمَّا تَثْقَفَنَّهُمْ فِي الْحَرْبِ فَشَرِّدْ بِهِم مَّنْ خَلْفَهُمْ لَعَلَّهُمْ يَذَّكَّرُونَ
58 En als jij van bepaalde mensen verraad vreest, zeg dan het verbond met hen klaar en duidelijk op. God bemint de verraders niet. وَإِمَّا تَخَافَنَّ مِن قَوْمٍ خِيَانَةً فَانبِذْ إِلَيْهِمْ عَلَى سَوَاء إِنَّ اللّهَ لاَ يُحِبُّ الخَائِنِينَ
59 Zij die ongelovig zijn moeten er niet op rekenen [Ons] te vlug af te zijn; zij kunnen er niets tegen doen. وَلاَ يَحْسَبَنَّ الَّذِينَ كَفَرُواْ سَبَقُواْ إِنَّهُمْ لاَ يُعْجِزُونَ
60 En maakt tegen hen zo goed als jullie kunnen de bewapening en de inzetbare paarden gereed om Gods vijand en jullie vijand daarmee vrees aan te jagen en afgezien van hen anderen die jullie niet kennen, maar die God kent. En wat jullie ook als bijdrage op Gods weg geven, het zal jullie worden vergoed en jullie zal geen onrecht worden aangedaan. * وَأَعِدُّواْ لَهُم مَّا اسْتَطَعْتُم مِّن قُوَّةٍ وَمِن رِّبَاطِ الْخَيْلِ تُرْهِبُونَ بِهِ عَدْوَّ اللّهِ وَعَدُوَّكُمْ وَآخَرِينَ مِن دُونِهِمْ لاَ تَعْلَمُونَهُمُ اللّهُ يَعْلَمُهُمْ وَمَا تُنفِقُواْ مِن شَيْءٍ فِي سَبِيلِ اللّهِ يُوَفَّ إِلَيْكُمْ وَأَنتُمْ لاَ تُظْلَمُونَ
61 En als zij geneigd zijn tot vrede, wees daar dan ook toe geneigd en stel je vertrouwen op God; Hij is de horende, de wetende. وَإِن جَنَحُواْ لِلسَّلْمِ فَاجْنَحْ لَهَا وَتَوَكَّلْ عَلَى اللّهِ إِنَّهُ هُوَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ
62 En als zij jou wensen te misleiden, dan is God voor jou goed genoeg. Hij is het die jou met Zijn hulp en met de gelovigen sterkt. وَإِن يُرِيدُواْ أَن يَخْدَعُوكَ فَإِنَّ حَسْبَكَ اللّهُ هُوَ الَّذِيَ أَيَّدَكَ بِنَصْرِهِ وَبِالْمُؤْمِنِينَ
63 En Hij heeft hun harten tot elkaar gebracht. Ook al zouden jullie alles wat er op de aarde is uitgeven, toch zouden jullie hun harten niet tot elkaar brengen, maar God heeft hun harten tot elkaar gebracht. Hij is machtig en wijs. وَأَلَّفَ بَيْنَ قُلُوبِهِمْ لَوْ أَنفَقْتَ مَا فِي الأَرْضِ جَمِيعاً مَّا أَلَّفَتْ بَيْنَ قُلُوبِهِمْ وَلَـكِنَّ اللّهَ أَلَّفَ بَيْنَهُمْ إِنَّهُ عَزِيزٌ حَكِيمٌ
64 O profeet, God is goed genoeg voor jou en voor die gelovigen die jou volgen. يَا أَيُّهَا النَّبِيُّ حَسْبُكَ اللّهُ وَمَنِ اتَّبَعَكَ مِنَ الْمُؤْمِنِينَ
65 O profeet, spoor de gelovigen aan tot de strijd. Als er onder jullie twintig zijn die volhouden, dan zullen zij er tweehonderd overwinnen en als er onder jullie tweehonderd zijn, dan zullen zij duizend van hen die ongelovig zijn overwinnen, omdat dat mensen zijn die geen begrip hebben. يَا أَيُّهَا النَّبِيُّ حَرِّضِ الْمُؤْمِنِينَ عَلَى الْقِتَالِ إِن يَكُن مِّنكُمْ عِشْرُونَ صَابِرُونَ يَغْلِبُواْ مِئَتَيْنِ وَإِن يَكُن مِّنكُم مِّئَةٌ يَغْلِبُواْ أَلْفًا مِّنَ الَّذِينَ كَفَرُواْ بِأَنَّهُمْ قَوْمٌ لاَّ يَفْقَهُونَ
66 Nu heeft God het voor jullie gemakkelijk gemaakt; Hij weet dat er bij jullie zwakheid voorkomt. Dus, als er onder jullie honderd zijn die volhouden, dan zullen zij er tweehonderd overwinnen en als er onder jullie duizend zijn, dan zullen zij er met Gods toestemming tweeduizend overwinnen. God is met hen die geduldig volharden. الآنَ خَفَّفَ اللّهُ عَنكُمْ وَعَلِمَ أَنَّ فِيكُمْ ضَعْفًا فَإِن يَكُن مِّنكُم مِّئَةٌ صَابِرَةٌ يَغْلِبُواْ مِئَتَيْنِ وَإِن يَكُن مِّنكُمْ أَلْفٌ يَغْلِبُواْ أَلْفَيْنِ بِإِذْنِ اللّهِ وَاللّهُ مَعَ الصَّابِرِينَ
67 Het past een profeet niet gevangenen te hebben zolang hij niet in het land de overhand heeft. Jullie wensen het vergankelijke aanbod van de tegenwoordige wereld, maar God wenst het hiernamaals. God is machtig en wijs. مَا كَانَ لِنَبِيٍّ أَن يَكُونَ لَهُ أَسْرَى حَتَّى يُثْخِنَ فِي الأَرْضِ تُرِيدُونَ عَرَضَ الدُّنْيَا وَاللّهُ يُرِيدُ الآخِرَةَ وَاللّهُ عَزِيزٌ حَكِيمٌ
68 Als er geen eerdere schriftelijke vastlegging van God was geweest, dan had jullie voor wat jullie genomen hebben een geweldige bestraffing getroffen. لَّوْلاَ كِتَابٌ مِّنَ اللّهِ سَبَقَ لَمَسَّكُمْ فِيمَا أَخَذْتُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌ
69 Eet dan van wat jullie buitgemaakt hebben als iets wat toegestaan en goed is en vreest God. God is vergevend en barmhartig. فَكُلُواْ مِمَّا غَنِمْتُمْ حَلاَلاً طَيِّبًا وَاتَّقُواْ اللّهَ إِنَّ اللّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ
70 O profeet, zeg tegen die gevangenen die in jouw handen zijn gevallen: "Als God weet dat er in jullie harten iets goeds is, dan zal Hij jullie iets beters geven dan wat er van jullie genomen is en Hij zal jullie vergeven; God is vergevend en barmhartige يَا أَيُّهَا النَّبِيُّ قُل لِّمَن فِي أَيْدِيكُم مِّنَ الأَسْرَى إِن يَعْلَمِ اللّهُ فِي قُلُوبِكُمْ خَيْرًا يُؤْتِكُمْ خَيْرًا مِّمَّا أُخِذَ مِنكُمْ وَيَغْفِرْ لَكُمْ وَاللّهُ غَفُورٌ رَّحِيمٌ
71 En als zij jou wensen te verraden, welnu, zij hebben God al eerder verraden en Hij heeft toen over hen macht gegeven. En God is wetend en wijs. وَإِن يُرِيدُواْ خِيَانَتَكَ فَقَدْ خَانُواْ اللّهَ مِن قَبْلُ فَأَمْكَنَ مِنْهُمْ وَاللّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌ
72 Zij die geloven en uitgeweken zijn en zich met hun bezittingen en hun eigen persoon op Gods weg inspannen en zij die onderkomen en hulp gegeven hebben, dat zijn zij die elkaars medestanders zijn. En hun die geloven, maar nog niet zijn uitgeweken hoeven jullie geen enkele bescherming te geven zolang zij niet zijn uitgeweken. Maar als zij jullie om hulp in de godsdienst vragen dan moeten jullie hulp geven, behalve als het tegen mensen is met wie jullie een verbintenis hebben. God doorziet wel wat jullie doen. إِنَّ الَّذِينَ آمَنُواْ وَهَاجَرُواْ وَجَاهَدُواْ بِأَمْوَالِهِمْ وَأَنفُسِهِمْ فِي سَبِيلِ اللّهِ وَالَّذِينَ آوَواْ وَّنَصَرُواْ أُوْلَـئِكَ بَعْضُهُمْ أَوْلِيَاء بَعْضٍ وَالَّذِينَ آمَنُواْ وَلَمْ يُهَاجِرُواْ مَا لَكُم مِّن وَلاَيَتِهِم مِّن شَيْءٍ حَتَّى يُهَاجِرُواْ وَإِنِ اسْتَنصَرُوكُمْ فِي الدِّينِ فَعَلَيْكُمُ النَّصْرُ إِلاَّ عَلَى قَوْمٍ بَيْنَكُمْ وَبَيْنَهُم مِّيثَاقٌ وَاللّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌ
73 En zij die ongelovig zijn zijn elkaars medestanders. En als jullie dit niet doen, dan zal er verzoeking in het land zijn en groot verderf. وَالَّذينَ كَفَرُواْ بَعْضُهُمْ أَوْلِيَاء بَعْضٍ إِلاَّ تَفْعَلُوهُ تَكُن فِتْنَةٌ فِي الأَرْضِ وَفَسَادٌ كَبِيرٌ
74 Zij die geloven en uitgeweken zijn en zich op Gods weg inspannen en zij die onderkomen en hulp gegeven hebben, dat zijn zij die echt geloven; voor hen is er vergeving en een voortreffelijke voorziening. وَالَّذِينَ آمَنُواْ وَهَاجَرُواْ وَجَاهَدُواْ فِي سَبِيلِ اللّهِ وَالَّذِينَ آوَواْ وَّنَصَرُواْ أُولَـئِكَ هُمُ الْمُؤْمِنُونَ حَقًّا لَّهُم مَّغْفِرَةٌ وَرِزْقٌ كَرِيمٌ
75 En zij die later gelovig zijn geworden en uitgeweken zijn en die zich samen met jullie inspannen, die behoren bij jullie. Maar de bloedverwanten hebben volgens Gods boek de nauwste band met elkaar. God is alwetend. وَالَّذِينَ آمَنُواْ مِن بَعْدُ وَهَاجَرُواْ وَجَاهَدُواْ مَعَكُمْ فَأُوْلَـئِكَ مِنكُمْ وَأُوْلُواْ الأَرْحَامِ بَعْضُهُمْ أَوْلَى بِبَعْضٍ فِي كِتَابِ اللّهِ إِنَّ اللّهَ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيمٌ
;