Luqman

Change Language
Change Surah
Change Recitation

Dutch: Fred Leemhuis

Play All
# Translation Ayah
1 A[lif] L[aam] M[iem]. الم
2 Dit zijn de tekenen van het wijze boek; تِلْكَ آيَاتُ الْكِتَابِ الْحَكِيمِ
3 een leidraad en barmhartigheid voor hen die goed doen, هُدًى وَرَحْمَةً لِّلْمُحْسِنِينَ
4 die de salaat verrichten en de zakaat geven terwijl zij van het hiernamaals vast overtuigd zijn. الَّذِينَ يُقِيمُونَ الصَّلَاةَ وَيُؤْتُونَ الزَّكَاةَ وَهُم بِالْآخِرَةِ هُمْ يُوقِنُونَ
5 Zij volgen de leidraad van hun Heer en zij zijn het die het welgaat. أُوْلَئِكَ عَلَى هُدًى مِّن رَّبِّهِمْ وَأُوْلَئِكَ هُمُ الْمُفْلِحُونَ
6 Onder de mensen zijn er die kletspraat verkopen om zonder kennis van Gods weg af te laten dwalen en er de spot mee te drijven. Zij zijn het voor wie er een vernederende bestraffing is. وَمِنَ النَّاسِ مَن يَشْتَرِي لَهْوَ الْحَدِيثِ لِيُضِلَّ عَن سَبِيلِ اللَّهِ بِغَيْرِ عِلْمٍ وَيَتَّخِذَهَا هُزُوًا أُولَئِكَ لَهُمْ عَذَابٌ مُّهِينٌ
7 En wanneer aan hem Onze tekenen worden voorgelezen dan keert hij zich hoogmoedig om alsof hij ze niet gehoord heeft, alsof in zijn oren hardhorendheid is. Verkondig hem dan een pijnlijke bestraffing. وَإِذَا تُتْلَى عَلَيْهِ آيَاتُنَا وَلَّى مُسْتَكْبِرًا كَأَن لَّمْ يَسْمَعْهَا كَأَنَّ فِي أُذُنَيْهِ وَقْرًا فَبَشِّرْهُ بِعَذَابٍ أَلِيمٍ
8 Zij die geloven en de deugdelijke daden doen, voor hen zijn de tuinen van de gelukzaligheid, إِنَّ الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ لَهُمْ جَنَّاتُ النَّعِيمِ
9 waarin zij altijd zullen blijven. Dat is in waarheid Gods toezegging. Hij is de machtige, de wijze. خَالِدِينَ فِيهَا وَعْدَ اللَّهِ حَقًّا وَهُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ
10 Hij heeft de hemelen zonder steun die je kunt zien geschapen en Hij heeft op de aarde stevige bergen aangebracht zodat zij jullie niet aan het wankelen zou brengen. En Hij heeft er allerlei dieren op verspreid. En Wij hebben uit de hemel water laten neerdalen en Wij hebben er allerlei voortreffelijke soorten op laten groeien. خَلَقَ السَّمَاوَاتِ بِغَيْرِ عَمَدٍ تَرَوْنَهَا وَأَلْقَى فِي الْأَرْضِ رَوَاسِيَ أَن تَمِيدَ بِكُمْ وَبَثَّ فِيهَا مِن كُلِّ دَابَّةٍ وَأَنزَلْنَا مِنَ السَّمَاء مَاء فَأَنبَتْنَا فِيهَا مِن كُلِّ زَوْجٍ كَرِيمٍ
11 Dit is Gods schepping. Laat mij dan zien wat zij geschapen hebben die er buiten Hem nog zouden zijn. Welnee, de onrechtplegers verkeren in duidelijke dwaling. هَذَا خَلْقُ اللَّهِ فَأَرُونِي مَاذَا خَلَقَ الَّذِينَ مِن دُونِهِ بَلِ الظَّالِمُونَ فِي ضَلَالٍ مُّبِينٍ
12 Wij hadden aan Loekmaan de wijsheid gegeven, dat hij aan God dank moest betuigen. En wie dank betuigt doet dat slechts in zijn eigen voordeel en wie ondankbaar is, God is behoefteloos en lofwaardig. وَلَقَدْ آتَيْنَا لُقْمَانَ الْحِكْمَةَ أَنِ اشْكُرْ لِلَّهِ وَمَن يَشْكُرْ فَإِنَّمَا يَشْكُرُ لِنَفْسِهِ وَمَن كَفَرَ فَإِنَّ اللَّهَ غَنِيٌّ حَمِيدٌ
13 Toen Loekmaan zijn zoon vermanend toesprak: "Mijn zoon, bedrijf geen veelgodendienst, want veelgodendienst is een geweldig misdrijf." وَإِذْ قَالَ لُقْمَانُ لِابْنِهِ وَهُوَ يَعِظُهُ يَا بُنَيَّ لَا تُشْرِكْ بِاللَّهِ إِنَّ الشِّرْكَ لَظُلْمٌ عَظِيمٌ
14 En Wij hebben de mens met betrekking tot zijn ouders opgedragen -- zijn moeder heeft hem immers in grote zwakheid gedragen en totdat hij gespeend werd waren het nog twee jaar --: "Jij moet Mij en jouw ouders dank betuigen. Bij Mij is de bestemming. وَوَصَّيْنَا الْإِنسَانَ بِوَالِدَيْهِ حَمَلَتْهُ أُمُّهُ وَهْنًا عَلَى وَهْنٍ وَفِصَالُهُ فِي عَامَيْنِ أَنِ اشْكُرْ لِي وَلِوَالِدَيْكَ إِلَيَّ الْمَصِيرُ
15 Als zij er echter bij jou op aandringen aan Mij metgezellen toe te voegen, waarvan jij geen kennis hebt, gehoorzaam hun dan niet. En ga in het tegenwoordige leven behoorlijk met hen om en volg de weg van wie zich schuldbewust tot Mij wendt. Daarna zal tot Mij jullie terugkeer zijn. Ik zal jullie dan meedelen wat jullie aan het doen waren." وَإِن جَاهَدَاكَ عَلى أَن تُشْرِكَ بِي مَا لَيْسَ لَكَ بِهِ عِلْمٌ فَلَا تُطِعْهُمَا وَصَاحِبْهُمَا فِي الدُّنْيَا مَعْرُوفًا وَاتَّبِعْ سَبِيلَ مَنْ أَنَابَ إِلَيَّ ثُمَّ إِلَيَّ مَرْجِعُكُمْ فَأُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ
16 "Mijn zoon, al gaat het om het gewicht van een mosterdzaadje en al was het in een rots of in de hemelen of op de aarde, God zal het brengen. God is welwillend en welingelicht. يَا بُنَيَّ إِنَّهَا إِن تَكُ مِثْقَالَ حَبَّةٍ مِّنْ خَرْدَلٍ فَتَكُن فِي صَخْرَةٍ أَوْ فِي السَّمَاوَاتِ أَوْ فِي الْأَرْضِ يَأْتِ بِهَا اللَّهُ إِنَّ اللَّهَ لَطِيفٌ خَبِيرٌ
17 Mijn zoon, verricht de salaat, gebied het behoorlijke en verbied het verwerpelijke. En verdraag geduldig wat je treft, dat is een zaak van vastbeslotenheid. يَا بُنَيَّ أَقِمِ الصَّلَاةَ وَأْمُرْ بِالْمَعْرُوفِ وَانْهَ عَنِ الْمُنكَرِ وَاصْبِرْ عَلَى مَا أَصَابَكَ إِنَّ ذَلِكَ مِنْ عَزْمِ الْأُمُورِ
18 Wend je wang niet hoogmoedig van de mensen af en loop niet verwaand op de aarde rond. God bemint geen enkele ingebeelde en verwaande. وَلَا تُصَعِّرْ خَدَّكَ لِلنَّاسِ وَلَا تَمْشِ فِي الْأَرْضِ مَرَحًا إِنَّ اللَّهَ لَا يُحِبُّ كُلَّ مُخْتَالٍ فَخُورٍ
19 En wees gematigd in je lopen en spreek met zachte stem. De afschuwelijkste stem is immers de stem van ezels." وَاقْصِدْ فِي مَشْيِكَ وَاغْضُضْ مِن صَوْتِكَ إِنَّ أَنكَرَ الْأَصْوَاتِ لَصَوْتُ الْحَمِيرِ
20 Hebben jullie niet gezien dat God voor jullie wat er in de hemelen en wat er op de aarde is dienstbaar heeft gemaakt en dat Hij Zijn weldaden aan jullie uiterlijk en innerlijk vervolmaakt? Er zijn mensen die zonder kennis, zonder leidraad en zonder verlichtend boek over God twisten. أَلَمْ تَرَوْا أَنَّ اللَّهَ سَخَّرَ لَكُم مَّا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ وَأَسْبَغَ عَلَيْكُمْ نِعَمَهُ ظَاهِرَةً وَبَاطِنَةً وَمِنَ النَّاسِ مَن يُجَادِلُ فِي اللَّهِ بِغَيْرِ عِلْمٍ وَلَا هُدًى وَلَا كِتَابٍ مُّنِيرٍ
21 En als tot hen gezegd wordt: "Volgt wat God heeft neergezonden na", zeggen zij: "Welnee, wij volgen dat na waarvan wij merken dat onze vaderen zich eraan hielden." Ook dan soms, als de satans hen tot de bestraffing van de vuurgloed oproepen? وَإِذَا قِيلَ لَهُمُ اتَّبِعُوا مَا أَنزَلَ اللَّهُ قَالُوا بَلْ نَتَّبِعُ مَا وَجَدْنَا عَلَيْهِ آبَاءنَا أَوَلَوْ كَانَ الشَّيْطَانُ يَدْعُوهُمْ إِلَى عَذَابِ السَّعِيرِ
22 En wie zich geheel aan God overgeeft en goed doet, die houdt de stevigste handgreep vast. En de uiteindelijke beschikkingen berusten bij God. وَمَن يُسْلِمْ وَجْهَهُ إِلَى اللَّهِ وَهُوَ مُحْسِنٌ فَقَدِ اسْتَمْسَكَ بِالْعُرْوَةِ الْوُثْقَى وَإِلَى اللَّهِ عَاقِبَةُ الْأُمُورِ
23 En als iemand ongelovig is, laat dan zijn ongeloof jou niet bedroefd maken. Tot Ons is hun terugkeer en Wij zullen hun meedelen wat zij deden. God weet wat er binnen in de harten is. وَمَن كَفَرَ فَلَا يَحْزُنكَ كُفْرُهُ إِلَيْنَا مَرْجِعُهُمْ فَنُنَبِّئُهُم بِمَا عَمِلُوا إِنَّ اللَّهَ عَلِيمٌ بِذَاتِ الصُّدُورِ
24 Wij zullen hen nog kort laten genieten, maar dan zullen Wij hen naar een harde bestraffing drijven. نُمَتِّعُهُمْ قَلِيلًا ثُمَّ نَضْطَرُّهُمْ إِلَى عَذَابٍ غَلِيظٍ
25 En als jij hun vraagt wie de hemelen en de aarde geschapen heeft zeggen zij: "God." Zeg: "Lof zij God!" Maar de meesten van hen weten het niet. وَلَئِن سَأَلْتَهُم مَّنْ خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ لَيَقُولُنَّ اللَّهُ قُلِ الْحَمْدُ لِلَّهِ بَلْ أَكْثَرُهُمْ لَا يَعْلَمُونَ
26 Van God is wat er in de hemelen en op de aarde is. God is de behoefteloze, de lofwaardige. لِلَّهِ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ إِنَّ اللَّهَ هُوَ الْغَنِيُّ الْحَمِيدُ
27 Zelfs al waren de bomen die er op de aarde zijn pennen en al werd de zee [als inkt gebruikt en] daarna nog eens met zeven zeeën aangevuld, dan waren Gods woorden nog niet uitgeput. God is machtig en wijs. وَلَوْ أَنَّمَا فِي الْأَرْضِ مِن شَجَرَةٍ أَقْلَامٌ وَالْبَحْرُ يَمُدُّهُ مِن بَعْدِهِ سَبْعَةُ أَبْحُرٍ مَّا نَفِدَتْ كَلِمَاتُ اللَّهِ إِنَّ اللَّهَ عَزِيزٌ حَكِيمٌ
28 Jullie schepping en jullie opwekking is niet anders dan als van één persoon. God is horend en doorziend. مَّا خَلْقُكُمْ وَلَا بَعْثُكُمْ إِلَّا كَنَفْسٍ وَاحِدَةٍ إِنَّ اللَّهَ سَمِيعٌ بَصِيرٌ
29 Heb jij niet gezien dat God de nacht laat overgaan in de dag en de dag laat overgaan in de nacht, dat Hij de zon en de maan dienstbaar gemaakt heeft, dat alles tot een vastgestelde termijn loopt en dat God welingelicht is over wat jullie doen? أَلَمْ تَرَ أَنَّ اللَّهَ يُولِجُ اللَّيْلَ فِي النَّهَارِ وَيُولِجُ النَّهَارَ فِي اللَّيْلِ وَسَخَّرَ الشَّمْسَ وَالْقَمَرَ كُلٌّ يَجْرِي إِلَى أَجَلٍ مُّسَمًّى وَأَنَّ اللَّهَ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرٌ
30 Dat is zo omdat God de waarheid is en omdat wat zij buiten Hem aanroepen de onwaarheid is en omdat God de verhevene, de grote is. ذَلِكَ بِأَنَّ اللَّهَ هُوَ الْحَقُّ وَأَنَّ مَا يَدْعُونَ مِن دُونِهِ الْبَاطِلُ وَأَنَّ اللَّهَ هُوَ الْعَلِيُّ الْكَبِيرُ
31 Heb jij niet gezien dat de schepen door Gods genade op zee varen om jullie iets van Zijn tekenen te tonen? In de schepen zijn zeker tekenen voor ieder die geduldig volhardt en die dank betuigt. أَلَمْ تَرَ أَنَّ الْفُلْكَ تَجْرِي فِي الْبَحْرِ بِنِعْمَتِ اللَّهِ لِيُرِيَكُم مِّنْ آيَاتِهِ إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَاتٍ لِّكُلِّ صَبَّارٍ شَكُورٍ
32 En als golven hen als stapelwolken overdekken roepen zij God aan, waarbij zij de godsdienst geheel aan Hem wijden. En wanneer Hij hen gered en aan land gebracht heeft, dan zijn er onder hen gematigden, maar Onze tekenen worden slechts verworpen door ieder die trouweloos en ondankbaar is. وَإِذَا غَشِيَهُم مَّوْجٌ كَالظُّلَلِ دَعَوُا اللَّهَ مُخْلِصِينَ لَهُ الدِّينَ فَلَمَّا نَجَّاهُمْ إِلَى الْبَرِّ فَمِنْهُم مُّقْتَصِدٌ وَمَا يَجْحَدُ بِآيَاتِنَا إِلَّا كُلُّ خَتَّارٍ كَفُورٍ
33 Jullie mensen! Vreest jullie Heer en vreest een dag waarop geen ouder voor zijn kind kan betalen en geen kind ook maar iets voor zijn ouder kan betalen! Gods aanzegging is waar. Laat het tegenwoordige leven jullie dus niet begoochelen en laat de begoochelaar jullie niet met betrekking tot God begoochelen. يَا أَيُّهَا النَّاسُ اتَّقُوا رَبَّكُمْ وَاخْشَوْا يَوْمًا لَّا يَجْزِي وَالِدٌ عَن وَلَدِهِ وَلَا مَوْلُودٌ هُوَ جَازٍ عَن وَالِدِهِ شَيْئًا إِنَّ وَعْدَ اللَّهِ حَقٌّ فَلَا تَغُرَّنَّكُمُ الْحَيَاةُ الدُّنْيَا وَلَا يَغُرَّنَّكُم بِاللَّهِ الْغَرُورُ
34 God, bij Hem is de kennis van het uur, Hij laat de regen neerdalen en Hij weet wat er in de moederschoten is. Niemand weet wat hij morgen ten uitvoer zal brengen en niemand weet in welk land hij zal sterven. God is wetend en welingelicht. إِنَّ اللَّهَ عِندَهُ عِلْمُ السَّاعَةِ وَيُنَزِّلُ الْغَيْثَ وَيَعْلَمُ مَا فِي الْأَرْحَامِ وَمَا تَدْرِي نَفْسٌ مَّاذَا تَكْسِبُ غَدًا وَمَا تَدْرِي نَفْسٌ بِأَيِّ أَرْضٍ تَمُوتُ إِنَّ اللَّهَ عَلِيمٌ خَبِيرٌ
;