Al-Hijr

  1. Home
  2. Translation
  3. Dutch: Fred Leemhuis
Change Language
Change Surah
Change Recitation

Dutch: Fred Leemhuis

 Play All
# Translation Ayah
1 A[lif] L[aam] R[aa?]. Dit zijn de tekenen van het boek en een duidelijke Koran. الَرَ تِلْكَ آيَاتُ الْكِتَابِ وَقُرْآنٍ مُّبِينٍ
2 Misschien zullen zij die ongelovig zijn graag willen dat zij mensen waren geweest die zich [aan God] overgegeven hadden. رُّبَمَا يَوَدُّ الَّذِينَ كَفَرُواْ لَوْ كَانُواْ مُسْلِمِينَ
3 Laat hen maar eten en genieten en door de hoop afgeleid worden; zij zullen het wel weten. ذَرْهُمْ يَأْكُلُواْ وَيَتَمَتَّعُواْ وَيُلْهِهِمُ الأَمَلُ فَسَوْفَ يَعْلَمُونَ
4 Wij hebben geen stad vernietigd zonder dat er voor haar een vastgestelde voorbeschikking was. وَمَا أَهْلَكْنَا مِن قَرْيَةٍ إِلاَّ وَلَهَا كِتَابٌ مَّعْلُومٌ
5 Geen gemeenschap kan te vroeg haar termijn bereiken en ook niet te laat. مَّا تَسْبِقُ مِنْ أُمَّةٍ أَجَلَهَا وَمَا يَسْتَأْخِرُونَ
6 En zij zeiden: "Hé jij tot wie de vermaning is neergezonden, jij bent bezeten! وَقَالُواْ يَا أَيُّهَا الَّذِي نُزِّلَ عَلَيْهِ الذِّكْرُ إِنَّكَ لَمَجْنُونٌ
7 Had jij niet met engelen kunnen komen, als jij gelijk hebt?" لَّوْ مَا تَأْتِينَا بِالْمَلائِكَةِ إِن كُنتَ مِنَ الصَّادِقِينَ
8 Wij zenden de engelen slechts met de waarheid neer. Dan wordt hun geen uitstel meer verleend. مَا نُنَزِّلُ الْمَلائِكَةَ إِلاَّ بِالحَقِّ وَمَا كَانُواْ إِذًا مُّنظَرِينَ
9 Wij hebben de vermaning neergezonden en Wij waken erover. إِنَّا نَحْنُ نَزَّلْنَا الذِّكْرَ وَإِنَّا لَهُ لَحَافِظُونَ
10 En Wij hebben al voor jouw tijd [gezanten] gezonden naar de groeperingen van hen die er eertijds waren. وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا مِن قَبْلِكَ فِي شِيَعِ الأَوَّلِينَ
11 En er kwam geen gezant tot hen of zij dreven de spot met hem. وَمَا يَأْتِيهِم مِّن رَّسُولٍ إِلاَّ كَانُواْ بِهِ يَسْتَهْزِئُونَ
12 Zo laten Wij dat in de harten van de boosdoeners gaan. كَذَلِكَ نَسْلُكُهُ فِي قُلُوبِ الْمُجْرِمِينَ
13 Zij geloven er niet aan, maar de gebruikelijke behandeling van hen die er eertijds waren heeft reeds eerder plaatsgevonden. لاَ يُؤْمِنُونَ بِهِ وَقَدْ خَلَتْ سُنَّةُ الأَوَّلِينَ
14 Al zouden Wij voor hen een poort in de hemel openen waardoor zij steeds maar konden opstijgen. وَلَوْ فَتَحْنَا عَلَيْهِم بَابًا مِّنَ السَّمَاء فَظَلُّواْ فِيهِ يَعْرُجُونَ
15 Dan zouden zij zeggen: "Onze ogen zijn slechts beneveld. Ja zeker, wij zijn mensen die men heeft betoverd." لَقَالُواْ إِنَّمَا سُكِّرَتْ أَبْصَارُنَا بَلْ نَحْنُ قَوْمٌ مَّسْحُورُونَ
16 En Wij hebben in de hemel sterrenbeelden gemaakt en ze voor de kijkers sierlijk gemaakt. وَلَقَدْ جَعَلْنَا فِي السَّمَاء بُرُوجًا وَزَيَّنَّاهَا لِلنَّاظِرِينَ
17 En Wij hebben ze behoed voor elke vervloekte satan, وَحَفِظْنَاهَا مِن كُلِّ شَيْطَانٍ رَّجِيمٍ
18 behalve wie heimelijk afluistert; hij wordt dan achtervolgd dooreen duidelijke staartster. إِلاَّ مَنِ اسْتَرَقَ السَّمْعَ فَأَتْبَعَهُ شِهَابٌ مُّبِينٌ
19 En de aarde hebben Wij uitgebreid en er stevige bergen op aangebracht. En Wij hebben er allerlei dingen evenwichtig op laten groeien. وَالأَرْضَ مَدَدْنَاهَا وَأَلْقَيْنَا فِيهَا رَوَاسِيَ وَأَنبَتْنَا فِيهَا مِن كُلِّ شَيْءٍ مَّوْزُونٍ
20 En Wij hebben er voor jullie levensbenodigdheden op gemaakt en ook voor hen voor wie jullie geen voorzieningen treffen. وَجَعَلْنَا لَكُمْ فِيهَا مَعَايِشَ وَمَن لَّسْتُمْ لَهُ بِرَازِقِينَ
21 Er bestaat niets of er zijn bij Ons voorraden van en Wij laten het slechts in vastgestelde mate neerdalen. وَإِن مِّن شَيْءٍ إِلاَّ عِندَنَا خَزَائِنُهُ وَمَا نُنَزِّلُهُ إِلاَّ بِقَدَرٍ مَّعْلُومٍ
22 En Wij zenden de winden terwijl ze zwaarbeladen zijn en Wij laten uit de hemel water neerdalen en Wij geven jullie daarvan te drinken. En jullie hadden daarvan geen voorraden kunnen aanleggen. لَوَاقِحَ فَأَنزَلْنَا مِنَ السَّمَاء مَاء فَأَسْقَيْنَاكُمُوهُ وَمَا أَنتُمْ لَهُ بِخَازِنِينَ
23 Wij zijn het die leven geven en die laten sterven en Wij zijn het die beërven. وَإنَّا لَنَحْنُ نُحْيِي وَنُمِيتُ وَنَحْنُ الْوَارِثُونَ
24 Wij kennen hen onder jullie die vroeg komen en Wij kennen hen die laat komen. وَلَقَدْ عَلِمْنَا الْمُسْتَقْدِمِينَ مِنكُمْ وَلَقَدْ عَلِمْنَا الْمُسْتَأْخِرِينَ
25 Jouw Heer, Hij is het die hen verzamelt. Hij is wijs en wetend. وَإِنَّ رَبَّكَ هُوَ يَحْشُرُهُمْ إِنَّهُ حَكِيمٌ عَلِيمٌ
26 Wij hebben de mens uit steenaarde, uit stinkende potklei geschapen. وَلَقَدْ خَلَقْنَا الإِنسَانَ مِن صَلْصَالٍ مِّنْ حَمَإٍ مَّسْنُونٍ
27 En de djinn, die hebben Wij eerder uit het verzengende vuur geschapen. وَالْجَآنَّ خَلَقْنَاهُ مِن قَبْلُ مِن نَّارِ السَّمُومِ
28 En toen jouw Heer tot de engelen zei: "Ik ga een mens uit steenaarde, uit stinkende potklei scheppen. وَإِذْ قَالَ رَبُّكَ لِلْمَلاَئِكَةِ إِنِّي خَالِقٌ بَشَرًا مِّن صَلْصَالٍ مِّنْ حَمَإٍ مَّسْنُونٍ
29 En als Ik hem gevormd heb en hem iets van Mijn geest heb ingeblazen, valt dan in eerbiedige buiging voor hem neer." فَإِذَا سَوَّيْتُهُ وَنَفَخْتُ فِيهِ مِن رُّوحِي فَقَعُواْ لَهُ سَاجِدِينَ
30 En de engelen bogen zich allen tezamen eerbiedig voor hem neer. فَسَجَدَ الْمَلآئِكَةُ كُلُّهُمْ أَجْمَعُونَ
31 Alleen Iblies niet, hij weigerde bij hen die zich eerbiedig neerbogen te behoren. إِلاَّ إِبْلِيسَ أَبَى أَن يَكُونَ مَعَ السَّاجِدِينَ
32 Hij zei: "O Iblies, wat heb je dat jij niet behoort bij hen die zich eerbiedig neerbuigen?" قَالَ يَا إِبْلِيسُ مَا لَكَ أَلاَّ تَكُونَ مَعَ السَّاجِدِينَ
33 Deze zei: "Ik ben niet zo dat ik mij eerbiedig neerbuig voor een mens die U uit steenaarde, uit stinkende potklei geschapen hebt." قَالَ لَمْ أَكُن لِّأَسْجُدَ لِبَشَرٍ خَلَقْتَهُ مِن صَلْصَالٍ مِّنْ حَمَإٍ مَّسْنُونٍ
34 Hij zei: "Ga hier weg, jij zult door steniging vervloekt zijn! قَالَ فَاخْرُجْ مِنْهَا فَإِنَّكَ رَجِيمٌ
35 En de vloek zal tot de oordeelsdag op je rusten." وَإِنَّ عَلَيْكَ اللَّعْنَةَ إِلَى يَوْمِ الدِّينِ
36 Hij zei: "Mijn Heer, verleen mij uitstel tot de dag waarop zij worden opgewekt." قَالَ رَبِّ فَأَنظِرْنِي إِلَى يَوْمِ يُبْعَثُونَ
37 Hij zei: "Jij behoort bij hen die uitstel hebben gekregen قَالَ فَإِنَّكَ مِنَ الْمُنظَرِينَ
38 tot de dag van de vastgestelde tijd." إِلَى يَومِ الْوَقْتِ الْمَعْلُومِ
39 Hij zei: "Mijn Heer, omdat U mij misleid hebt zal ik voor hen op de aarde [alles] schone schijn maken en ik zal hen zeker allen misleiden, قَالَ رَبِّ بِمَا أَغْوَيْتَنِي لأُزَيِّنَنَّ لَهُمْ فِي الأَرْضِ وَلأُغْوِيَنَّهُمْ أَجْمَعِينَ
40 behalve Uw dienaren onder hen, die toegewijd zijn." إِلاَّ عِبَادَكَ مِنْهُمُ الْمُخْلَصِينَ
41 Hij zei: "Dit is voor mij een juiste weg, قَالَ هَذَا صِرَاطٌ عَلَيَّ مُسْتَقِيمٌ
42 want over Mijn dienaren heb jij geen gezag behalve over die misleiden die jou volgen." إِنَّ عِبَادِي لَيْسَ لَكَ عَلَيْهِمْ سُلْطَانٌ إِلاَّ مَنِ اتَّبَعَكَ مِنَ الْغَاوِينَ
43 En de hel is de plaats die voor hen allen tezamen is aangewezen. وَإِنَّ جَهَنَّمَ لَمَوْعِدُهُمْ أَجْمَعِينَ
44 Die heeft zeven poorten; elke poort ervan heeft een toegewezen deel. لَهَا سَبْعَةُ أَبْوَابٍ لِّكُلِّ بَابٍ مِّنْهُمْ جُزْءٌ مَّقْسُومٌ
45 Maar de godvrezenden zullen in tuinen en bij bronnen zijn: إِنَّ الْمُتَّقِينَ فِي جَنَّاتٍ وَعُيُونٍ
46 "Komt er in vrede en veiligheid binnen." ادْخُلُوهَا بِسَلاَمٍ آمِنِينَ
47 En Wij nemen weg wat er in hun harten aan wrok was, zodat zij als broeders op rustbanken tegenover elkaar zitten. وَنَزَعْنَا مَا فِي صُدُورِهِم مِّنْ غِلٍّ إِخْوَانًا عَلَى سُرُرٍ مُّتَقَابِلِينَ
48 Zij worden daarin niet door vermoeidheid overvallen en zij zullen er niet uit verdreven worden. لاَ يَمَسُّهُمْ فِيهَا نَصَبٌ وَمَا هُم مِّنْهَا بِمُخْرَجِينَ
49 Deel Mijn dienaren mee dat Ik de vergevende, de barmhartige ben. نَبِّئْ عِبَادِي أَنِّي أَنَا الْغَفُورُ الرَّحِيمُ
50 En dat Mijn bestraffing de pijnlijke bestraffing is. وَ أَنَّ عَذَابِي هُوَ الْعَذَابُ الأَلِيمَ
51 En bericht hun over de gasten van Ibrahiem. وَنَبِّئْهُمْ عَن ضَيْفِ إِ بْراَهِيمَ
52 Toen zij bij hem binnenkwamen en zeiden:"Vrede!" Hij zei: "Wij hebben ontzag voor jullie." إِذْ دَخَلُواْ عَلَيْهِ فَقَالُواْ سَلامًا قَالَ إِنَّا مِنكُمْ وَجِلُونَ
53 Zij zeiden: "Heb geen ontzag, wij verkondigen jou het goede nieuws dat jij een verstandige jongen krijgt." قَالُواْ لاَ تَوْجَلْ إِنَّا نُبَشِّرُكَ بِغُلامٍ عَلِيمٍ
54 Hij zei: "Verkondigen jullie mij goed nieuws nu de ouderdom mij al getroffen heeft? Wat voor goed nieuws verkondigen jullie dan?" قَالَ أَبَشَّرْتُمُونِي عَلَى أَن مَّسَّنِيَ الْكِبَرُ فَبِمَ تُبَشِّرُونَ
55 Zij zeiden: "Wij verkondigen jou de waarheid. Wees dus niet een van hen die de hoop opgeven." قَالُواْ بَشَّرْنَاكَ بِالْحَقِّ فَلاَ تَكُن مِّنَ الْقَانِطِينَ
56 Hij zei: "Wie zou er de hoop op de barmhartigheid van zijn Heer opgeven afgezien van hen die dwalen?" قَالَ وَمَن يَقْنَطُ مِن رَّحْمَةِ رَبِّهِ إِلاَّ الضَّآلُّونَ
57 Hij zei: "Waar komen jullie voor, o gezondenen?" قَالَ فَمَا خَطْبُكُمْ أَيُّهَا الْمُرْسَلُونَ
58 Zij zeiden: "Wij zijn gezonden naar misdadige mensen." قَالُواْ إِنَّا أُرْسِلْنَا إِلَى قَوْمٍ مُّجْرِمِينَ
59 Uitgezonderd de familie van Loet, die zullen Wij allen tezamen redden, إِلاَّ آلَ لُوطٍ إِنَّا لَمُنَجُّوهُمْ أَجْمَعِينَ
60 behalve zijn vrouw; Wij hebben verordend dat zij behoort tot hen die achterblijven. إِلاَّ امْرَأَتَهُ قَدَّرْنَا إِنَّهَا لَمِنَ الْغَابِرِينَ
61 En toen de gezondenen bij de familie van Loet kwamen, فَلَمَّا جَاء آلَ لُوطٍ الْمُرْسَلُونَ
62 zei hij: "Jullie zijn onbekende mensen." قَالَ إِنَّكُمْ قَوْمٌ مُّنكَرُونَ
63 Zij zeiden: "Welnee, maar wij zijn tot jou gekomen met dat wat zij voortdurend in twijfel trokken. قَالُواْ بَلْ جِئْنَاكَ بِمَا كَانُواْ فِيهِ يَمْتَرُونَ
64 En wij zijn tot jou gekomen met de waarheid en wij zijn echt oprecht. وَأَتَيْنَاكَ بَالْحَقِّ وَإِنَّا لَصَادِقُونَ
65 Vertrek dus met je familie in een deel van de nacht en volg hen in de achterhoede en niemand van jullie mag zich omdraaien; ga daarheen waar jullie bevolen wordt." فَأَسْرِ بِأَهْلِكَ بِقِطْعٍ مِّنَ اللَّيْلِ وَاتَّبِعْ أَدْبَارَهُمْ وَلاَ يَلْتَفِتْ مِنكُمْ أَحَدٌ وَامْضُواْ حَيْثُ تُؤْمَرُونَ
66 En Wij kondigden hem de beslissing aan dat zij in de morgen tot de laatste toe geveld zouden zijn. وَقَضَيْنَا إِلَيْهِ ذَلِكَ الأَمْرَ أَنَّ دَابِرَ هَؤُلاء مَقْطُوعٌ مُّصْبِحِينَ
67 En de mensen van de stad kwamen om zich te vermaken. وَجَاء أَهْلُ الْمَدِينَةِ يَسْتَبْشِرُونَ
68 Hij zei: "Dit zijn mijn gasten, onteert mij dus niet. قَالَ إِنَّ هَؤُلاء ضَيْفِي فَلاَ تَفْضَحُونِ
69 En vreest God en maakt mij niet te schande." وَاتَّقُوا اللّهَ وَلاَ تُخْزُونِ
70 Zij zeiden: "Hebben wij je niet verboden je in te laten met de wereldbewoners?" قَالُوا أَوَلَمْ نَنْهَكَ عَنِ الْعَالَمِينَ
71 Hij zei: "Hier zijn mijn dochters, als jullie echt iets doen willen." قَالَ هَؤُلاء بَنَاتِي إِن كُنتُمْ فَاعِلِينَ
72 Bij jouw leven, zij gingen in hun roes door met dwalen! لَعَمْرُكَ إِنَّهُمْ لَفِي سَكْرَتِهِمْ يَعْمَهُونَ
73 Toen greep de schreeuw hen bij zonsopgang. فَأَخَذَتْهُمُ الصَّيْحَةُ مُشْرِقِينَ
74 En Wij keerden haar ondersteboven en lieten er bakstenen op regenen. فَجَعَلْنَا عَالِيَهَا سَافِلَهَا وَأَمْطَرْنَا عَلَيْهِمْ حِجَارَةً مِّن سِجِّيلٍ
75 Daarin zijn zeker tekenen voor hen die nauwkeurig beschouwen. إِنَّ فِي ذَلِكَ لآيَاتٍ لِّلْمُتَوَسِّمِينَ
76 Zij ligt op een blijvende weg. وَإِنَّهَا لَبِسَبِيلٍ مُّقيمٍ
77 Daarin zijn zeker tekenen voor hen die geloven. إِنَّ فِي ذَلِكَ لآيَةً لِّلْمُؤمِنِينَ
78 Ook de mensen van het kreupelbos waren onrechtplegers. وَإِن كَانَ أَصْحَابُ الأَيْكَةِ لَظَالِمِينَ
79 En Wij namen ook wraak op hen. Beide zijn zij een duidelijk voorbeeld. فَانتَقَمْنَا مِنْهُمْ وَإِنَّهُمَا لَبِإِمَامٍ مُّبِينٍ
80 En ook de mensen van al-Hidjr betichtten de gezondenen van leugens. وَلَقَدْ كَذَّبَ أَصْحَابُ الحِجْرِ الْمُرْسَلِينَ
81 En Wij gaven hun Onze tekenen, maar zij wendden zich ervan af. وَآتَيْنَاهُمْ آيَاتِنَا فَكَانُواْ عَنْهَا مُعْرِضِينَ
82 En zij hadden in de bergen veilige huizen uitgehouwen. وَكَانُواْ يَنْحِتُونَ مِنَ الْجِبَالِ بُيُوتًا آمِنِينَ
83 Toen greep de schreeuw hen in de morgen. فَأَخَذَتْهُمُ الصَّيْحَةُ مُصْبِحِينَ
84 En dus baatte hun niet wat zij ten uitvoer hadden gebracht. فَمَا أَغْنَى عَنْهُم مَّا كَانُواْ يَكْسِبُونَ
85 Wij hebben de hemelen en de aarde en wat er tussen beide is slechts in waarheid geschapen. En het uur komt zeker; weest dus op een vriendelijke manier toegevend. وَمَا خَلَقْنَا السَّمَاوَاتِ وَالأَرْضَ وَمَا بَيْنَهُمَا إِلاَّ بِالْحَقِّ وَإِنَّ السَّاعَةَ لآتِيَةٌ فَاصْفَحِ الصَّفْحَ الْجَمِيلَ
86 Jouw Heer, Hij is de schepper, de wetende. إِنَّ رَبَّكَ هُوَ الْخَلاَّقُ الْعَلِيمُ
87 En Wij hebben jou zeven herhaalde gedeelten gegeven en de geweldige Koran. وَلَقَدْ آتَيْنَاكَ سَبْعًا مِّنَ الْمَثَانِي وَالْقُرْآنَ الْعَظِيمَ
88 Kijk niet met uitpuilende ogen naar wat Wij sommigen van hen als vruchtgebruik gegeven hebben en maak je niet bedroefd over hen en wees ontvankelijk voor de gelovigen. لاَ تَمُدَّنَّ عَيْنَيْكَ إِلَى مَا مَتَّعْنَا بِهِ أَزْوَاجًا مِّنْهُمْ وَلاَ تَحْزَنْ عَلَيْهِمْ وَاخْفِضْ جَنَاحَكَ لِلْمُؤْمِنِينَ
89 En zeg: "Ik ben de duidelijke waarschuwer!" وَقُلْ إِنِّي أَنَا النَّذِيرُ الْمُبِينُ
90 Zoals [tot jou] hebben Wij [ook een boodschap] neergezonden tot hen die in stukken verdelen, كَمَا أَنزَلْنَا عَلَى المُقْتَسِمِينَ
91 die de Koran in parten hebben opgedeeld. الَّذِينَ جَعَلُوا الْقُرْآنَ عِضِينَ
92 Dus, bij jouw Heer, Wij zullen hen allemaal ondervragen فَوَرَبِّكَ لَنَسْأَلَنَّهُمْ أَجْمَعِيْنَ
93 over wat zij aan het doen waren. عَمَّا كَانُوا يَعْمَلُونَ
94 En verkondig luid wat jou bevolen is en wend je af van de veelgodendienaars. فَاصْدَعْ بِمَا تُؤْمَرُ وَأَعْرِضْ عَنِ الْمُشْرِكِينَ
95 Wij zijn voldoende voor jou tegen de spotters, إِنَّا كَفَيْنَاكَ الْمُسْتَهْزِئِينَ
96 die naast God een andere god stellen; maar zij zullen het weten. الَّذِينَ يَجْعَلُونَ مَعَ اللّهِ إِلـهًا آخَرَ فَسَوْفَ يَعْمَلُونَ
97 Wij weten dat jouw hart benauwd is om wat zij zeggen. وَلَقَدْ نَعْلَمُ أَنَّكَ يَضِيقُ صَدْرُكَ بِمَا يَقُولُونَ
98 Maar prijs de lof van jouw Heer en wees met hen die zich eerbiedig neerbuigen. فَسَبِّحْ بِحَمْدِ رَبِّكَ وَكُن مِّنَ السَّاجِدِينَ
99 En dien jouw Heer tot de zekerheid [van de dood] komt. وَاعْبُدْ رَبَّكَ حَتَّى يَأْتِيَكَ الْيَقِينُ
Next Surah An-Nahl
;