| 1 |
T. S. M. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026001.mp3
|
طسم |
| 2 |
Dit zijn de teekens van het duidelijke boek. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026002.mp3
|
تِلْكَ آيَاتُ الْكِتَابِ الْمُبِينِ |
| 3 |
Misschien bedroeft gij u doodelijk, omdat de bewoners van Mekka niet geloovig willen worden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026003.mp3
|
لَعَلَّكَ بَاخِعٌ نَّفْسَكَ أَلَّا يَكُونُوا مُؤْمِنِينَ |
| 4 |
Indien het ons behaagde, zouden wij hun een overtuigend teeken uit den hemel kunnen nederzenden, waarvoor zij hunne nekken nederig zouden krommen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026004.mp3
|
إِن نَّشَأْ نُنَزِّلْ عَلَيْهِم مِّن السَّمَاء آيَةً فَظَلَّتْ أَعْنَاقُهُمْ لَهَا خَاضِعِينَ |
| 5 |
Maar er komt van den Barmhartige, geene nieuwe vermaning tot hen welke naar de omstandigheden dit vereischen, wordt geopenbaard, waarvan zij zich niet afwenden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026005.mp3
|
وَمَا يَأْتِيهِم مِّن ذِكْرٍ مِّنَ الرَّحْمَنِ مُحْدَثٍ إِلَّا كَانُوا عَنْهُ مُعْرِضِينَ |
| 6 |
En zij hebben deze van valschheid beschuldigd; maar er zal een boodschap tot hen komen, waarmede zij niet zullen spotten. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026006.mp3
|
فَقَدْ كَذَّبُوا فَسَيَأْتِيهِمْ أَنبَاء مَا كَانُوا بِهِ يَسْتَهْزِئُون |
| 7 |
Hebben zij de aarde niet beschouwd, en gezien hoe veel verschillende planten, van allerlei edele soorten wij daaraan doen ontspruiten? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026007.mp3
|
أَوَلَمْ يَرَوْا إِلَى الْأَرْضِ كَمْ أَنبَتْنَا فِيهَا مِن كُلِّ زَوْجٍ كَرِيمٍ |
| 8 |
Waarlijk, hierin is een teeken; maar het grootste deel hunner zijn ongeloovigen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026008.mp3
|
إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ |
| 9 |
Waarlijk, uw Heer is de machtige, de barmhartige God. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026009.mp3
|
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ |
| 10 |
Herdenk, toen uw Heer Mozes riep, zeggende: Ga tot het onrechtvaardige volk: |
/content/ayah/audio/hudhaify/026010.mp3
|
وَإِذْ نَادَى رَبُّكَ مُوسَى أَنِ ائْتِ الْقَوْمَ الظَّالِمِينَ |
| 11 |
Het volk van Pharao. Zullen zij mij niet vreezen? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026011.mp3
|
قَوْمَ فِرْعَوْنَ أَلَا يَتَّقُونَ |
| 12 |
Mozes antwoordde: O Heer! waarlijk, ik vrees, dat zij mij van logen zullen beschuldigen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026012.mp3
|
قَالَ رَبِّ إِنِّي أَخَافُ أَن يُكَذِّبُونِ |
| 13 |
En dat mijne borst vernauwd worde en dat mijn tong niet gereed zij tot spreken; wijs Aäron dus aan om mijn helper te wezen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026013.mp3
|
وَيَضِيقُ صَدْرِي وَلَا يَنطَلِقُ لِسَانِي فَأَرْسِلْ إِلَى هَارُونَ |
| 14 |
Ook kunnen zij mij eene misdaad tegenwerpen, en ik vrees dat zij mij zullen dooden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026014.mp3
|
وَلَهُمْ عَلَيَّ ذَنبٌ فَأَخَافُ أَن يَقْتُلُونِ |
| 15 |
God zeide: Zij zullen u volstrekt niet dooden: gaat dus met uwe teekenen; want wij zullen met u zijn, en wij willen hooren wat er tusschen u en hen geschiedt. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026015.mp3
|
قَالَ كَلَّا فَاذْهَبَا بِآيَاتِنَا إِنَّا مَعَكُم مُّسْتَمِعُونَ |
| 16 |
Gaat dus tot Pharao en zeg: Waarlijk, wij zijn de gezant van den Heer van alle schepselen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026016.mp3
|
فَأْتِيَا فِرْعَوْنَ فَقُولَا إِنَّا رَسُولُ رَبِّ الْعَالَمِينَ |
| 17 |
Zend de kinderen Israëls met ons weg. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026017.mp3
|
أَنْ أَرْسِلْ مَعَنَا بَنِي إِسْرَائِيلَ |
| 18 |
En toen zij hunne boodschap hadden overgebracht, antwoordde Pharao: Hebben wij u niet onder ons opgevoed, toen gij nog een kind waart, en hebt gij niet gedurende verscheidene jaren van uw leven onder ons gewoond? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026018.mp3
|
قَالَ أَلَمْ نُرَبِّكَ فِينَا وَلِيدًا وَلَبِثْتَ فِينَا مِنْ عُمُرِكَ سِنِينَ |
| 19 |
Gij hebt de daad bedreven, welke gij bedreven hebt; en gij zijt een ondankbare. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026019.mp3
|
وَفَعَلْتَ فَعْلَتَكَ الَّتِي فَعَلْتَ وَأَنتَ مِنَ الْكَافِرِينَ |
| 20 |
Mozes hernam: Inderdaad, ik deed het, en ik was een van hen die dwaalden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026020.mp3
|
قَالَ فَعَلْتُهَا إِذًا وَأَنَا مِنَ الضَّالِّينَ |
| 21 |
Daarom ontvluchtte ik u, dewijl ik u vreesde; maar mijn Heer heeft mij wijsheid geschonken en mij tot een zijner gezanten aangewezen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026021.mp3
|
فَفَرَرْتُ مِنكُمْ لَمَّا خِفْتُكُمْ فَوَهَبَ لِي رَبِّي حُكْمًا وَجَعَلَنِي مِنَ الْمُرْسَلِينَ |
| 22 |
En is de gunst, welke gij mij hebt geschonken, dat gij de kinderen Israëls tot slaven maaktet? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026022.mp3
|
وَتِلْكَ نِعْمَةٌ تَمُنُّهَا عَلَيَّ أَنْ عَبَّدتَّ بَنِي إِسْرَائِيلَ |
| 23 |
Pharao zeide: En wie is dan de Heer van alle schepselen? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026023.mp3
|
قَالَ فِرْعَوْنُ وَمَا رَبُّ الْعَالَمِينَ |
| 24 |
Mozes antwoordde: de Heer van alle hemel en aarde en van alles wat daartusschen is; indien gij lieden van verstand zijt. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026024.mp3
|
قَالَ رَبُّ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَمَا بَيْنَهُمَا إن كُنتُم مُّوقِنِينَ |
| 25 |
Pharao zeide tot degenen, die in zijne nabijheid waren: Hoort gij niet? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026025.mp3
|
قَالَ لِمَنْ حَوْلَهُ أَلَا تَسْتَمِعُونَ |
| 26 |
Mozes zeide: Uw Heer en de Heer uwer voorvaderen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026026.mp3
|
قَالَ رَبُّكُمْ وَرَبُّ آبَائِكُمُ الْأَوَّلِينَ |
| 27 |
Pharao zeide tot hen die tegenwoordig waren: Uw gezant, die tot u werd gezonden is zeker bezeten. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026027.mp3
|
قَالَ إِنَّ رَسُولَكُمُ الَّذِي أُرْسِلَ إِلَيْكُمْ لَمَجْنُونٌ |
| 28 |
Mozes zeide: de Heer van het Oosten en van het Westen en van alles wat daartusschen is; indien gij lieden van verstand zijt. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026028.mp3
|
قَالَ رَبُّ الْمَشْرِقِ وَالْمَغْرِبِ وَمَا بَيْنَهُمَا إِن كُنتُمْ تَعْقِلُونَ |
| 29 |
Pharao zeide tot hem: Waarlijk, indien gij een anderen God naast mij kiest, zal ik u gelijk doen wezen aan hen die gevangen zijn. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026029.mp3
|
قَالَ لَئِنِ اتَّخَذْتَ إِلَهًا غَيْرِي لَأَجْعَلَنَّكَ مِنَ الْمَسْجُونِينَ |
| 30 |
Mozes antwoordde: Wat! niettegenstaande ik met een overtuigend wonder tot u kom? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026030.mp3
|
قَالَ أَوَلَوْ جِئْتُكَ بِشَيْءٍ مُّبِينٍ |
| 31 |
Pharao hernam: Toon het dan, indien gij de waarheid spreekt. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026031.mp3
|
قَالَ فَأْتِ بِهِ إِن كُنتَ مِنَ الصَّادِقِينَ |
| 32 |
En hij wierp zijn staf neder, en ziet deze werd eene zichtbare slang. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026032.mp3
|
فَأَلْقَى عَصَاهُ فَإِذَا هِيَ ثُعْبَانٌ مُّبِينٌ |
| 33 |
En hij trok zijne hand uit zijne borst en, ziet, zij was wit voor de toeschouwers, |
/content/ayah/audio/hudhaify/026033.mp3
|
وَنَزَعَ يَدَهُ فَإِذَا هِيَ بَيْضَاء لِلنَّاظِرِينَ |
| 34 |
Pharao zeide tot de vorsten, die in zijne nabijheid waren: Waarlijk, deze man is een behendige toovenaar. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026034.mp3
|
قَالَ لِلْمَلَإِ حَوْلَهُ إِنَّ هَذَا لَسَاحِرٌ عَلِيمٌ |
| 35 |
Hij tracht u door zijne tooverij het bezit van u land te ontrooven: wat denkt gij dus te doen? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026035.mp3
|
يُرِيدُ أَن يُخْرِجَكُم مِّنْ أَرْضِكُم بِسِحْرِهِ فَمَاذَا تَأْمُرُونَ |
| 36 |
Zij antwoordden: Stel hem en zijn broeder door goede woorden voor eenigen tijd uit, en zend mannen in de steden, die verzamelen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026036.mp3
|
قَالُوا أَرْجِهِ وَأَخَاهُ وَابْعَثْ فِي الْمَدَائِنِ حَاشِرِينَ |
| 37 |
En tot u brengen alle behendige toovenaren. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026037.mp3
|
يَأْتُوكَ بِكُلِّ سَحَّارٍ عَلِيمٍ |
| 38 |
Zoo werden de toovenaren op een bepaalden tijd, op een plechtigen dag bijeenvergaderd. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026038.mp3
|
فَجُمِعَ السَّحَرَةُ لِمِيقَاتِ يَوْمٍ مَّعْلُومٍ |
| 39 |
En tot het volk werd gezegd: Zijt gij bijeenvergaderd? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026039.mp3
|
وَقِيلَ لِلنَّاسِ هَلْ أَنتُم مُّجْتَمِعُونَ |
| 40 |
Ja, antwoordde het volk onder zich, en wij zullen de toovenaren volgen, indien zij de overwinning behalen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026040.mp3
|
لَعَلَّنَا نَتَّبِعُ السَّحَرَةَ إِن كَانُوا هُمُ الْغَالِبِينَ |
| 41 |
Toen de toovenaars gekomen waren, zeiden zij tot Pharao: zullen wij zekerlijk eene belooning ontvangen, indien wij de overwinning behalen? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026041.mp3
|
فَلَمَّا جَاء السَّحَرَةُ قَالُوا لِفِرْعَوْنَ أَئِنَّ لَنَا لَأَجْرًا إِن كُنَّا نَحْنُ الْغَالِبِينَ |
| 42 |
Hij antwoordde: Ja, en gij zult mijn persoon mogen naderen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026042.mp3
|
قَالَ نَعَمْ وَإِنَّكُمْ إِذًا لَّمِنَ الْمُقَرَّبِينَ |
| 43 |
Mozes zeide tot hen: Werpt neder wat gij neder te werpen hebt. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026043.mp3
|
قَالَ لَهُم مُّوسَى أَلْقُوا مَا أَنتُم مُّلْقُونَ |
| 44 |
Daarop wierpen zij hunne koorden en hunne staven neer, en zeiden: Waarlijk, door de macht van Pharao zullen wij de overwinnaars zijn. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026044.mp3
|
فَأَلْقَوْا حِبَالَهُمْ وَعِصِيَّهُمْ وَقَالُوا بِعِزَّةِ فِرْعَوْنَ إِنَّا لَنَحْنُ الْغَالِبُونَ |
| 45 |
En Mozes wierp zijn staf neder, en ziet, de staf verzwolg wat zij valschelijk hadden uitgedacht. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026045.mp3
|
فَأَلْقَى مُوسَى عَصَاهُ فَإِذَا هِيَ تَلْقَفُ مَا يَأْفِكُونَ |
| 46 |
Daarop wierpen zich de toovenaars biddend neder |
/content/ayah/audio/hudhaify/026046.mp3
|
فَأُلْقِيَ السَّحَرَةُ سَاجِدِينَ |
| 47 |
En zeiden: Wij gelooven in den Heer van alle schepselen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026047.mp3
|
قَالُوا آمَنَّا بِرَبِّ الْعَالَمِينَ |
| 48 |
De Heer van Mozes en Aäron. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026048.mp3
|
رَبِّ مُوسَى وَهَارُونَ |
| 49 |
Pharao zeide tot hen: Hebt gij in hem geloofd, voor ik u verlof heb gegeven? Waarlijk hij is uw hoofd, die u de tooverij heeft geleerd; maar later zult gij zeker mijne kracht kennen. Ik zal uwe handen en uwe voeten aan de tegenovergestelde zijden afsnijden, en ik zal u allen doen kruisigen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026049.mp3
|
قَالَ آمَنتُمْ لَهُ قَبْلَ أَنْ آذَنَ لَكُمْ إِنَّهُ لَكَبِيرُكُمُ الَّذِي عَلَّمَكُمُ السِّحْرَ فَلَسَوْفَ تَعْلَمُونَ لَأُقَطِّعَنَّ أَيْدِيَكُمْ وَأَرْجُلَكُم مِّنْ خِلَافٍ وَلَأُصَلِّبَنَّكُمْ أَجْمَعِينَ |
| 50 |
Zij antwoorden: Dit zal geen nadeel voor ons zijn; want wij zullen tot onzen Heer terugkeeren. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026050.mp3
|
قَالُوا لَا ضَيْرَ إِنَّا إِلَى رَبِّنَا مُنقَلِبُونَ |
| 51 |
Wij hopen dat onze Heer ons onze zonden zal vergeven, ons die de eersten waren welke geoorloofd hebben. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026051.mp3
|
إِنَّا نَطْمَعُ أَن يَغْفِرَ لَنَا رَبُّنَا خَطَايَانَا أَن كُنَّا أَوَّلَ الْمُؤْمِنِينَ |
| 52 |
En wij spraken door openbaring tot Mozes, zeggende: Trek voort met mijne dienaren, des nachts; want gij zult vervolgd worden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026052.mp3
|
وَأَوْحَيْنَا إِلَى مُوسَى أَنْ أَسْرِ بِعِبَادِي إِنَّكُم مُّتَّبَعُونَ |
| 53 |
En Pharao zond beambten in de steden om strijdkrachten te verzamelen |
/content/ayah/audio/hudhaify/026053.mp3
|
فَأَرْسَلَ فِرْعَوْنُ فِي الْمَدَائِنِ حَاشِرِينَ |
| 54 |
Zeggende: Waarlijk de Israëlieten maken slechts eene kleine hoop volk uit. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026054.mp3
|
إِنَّ هَؤُلَاء لَشِرْذِمَةٌ قَلِيلُونَ |
| 55 |
En zij zijn verwoed op ons. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026055.mp3
|
وَإِنَّهُمْ لَنَا لَغَائِظُونَ |
| 56 |
Maar wij vormen eene welvoorziene menigte. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026056.mp3
|
وَإِنَّا لَجَمِيعٌ حَاذِرُونَ |
| 57 |
Zoo deden wij hun hunne tuinen, hunne fonteinen, |
/content/ayah/audio/hudhaify/026057.mp3
|
فَأَخْرَجْنَاهُم مِّن جَنَّاتٍ وَعُيُونٍ |
| 58 |
Hunne schatten en heerlijke woningen verlaten. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026058.mp3
|
وَكُنُوزٍ وَمَقَامٍ كَرِيمٍ |
| 59 |
Zoo deden wij, en wij deden die den kinderen Israëls erven. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026059.mp3
|
كَذَلِكَ وَأَوْرَثْنَاهَا بَنِي إِسْرَائِيلَ |
| 60 |
En zij vervolgden hen bij het opgaan der zon. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026060.mp3
|
فَأَتْبَعُوهُم مُّشْرِقِينَ |
| 61 |
En toen de beide legers in elkanders gezicht waren gekomen, zeiden de makkers van Mozes: Wij zullen zekerlijk worden overwonnen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026061.mp3
|
فَلَمَّا تَرَاءى الْجَمْعَانِ قَالَ أَصْحَابُ مُوسَى إِنَّا لَمُدْرَكُونَ |
| 62 |
Mozes antwoordde: Volstrekt niet: want mijn Heer is met mij; hij zal mij zekerlijk leiden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026062.mp3
|
قَالَ كَلَّا إِنَّ مَعِيَ رَبِّي سَيَهْدِينِ |
| 63 |
En wij bevalen Mozes door openbaring, zeggende: Sla de zee met uwen staf. En toen hij haar had geslagen werd zij in twaalf afdeelingen verdeeld; ieder deel, dat een pad was, scheen een groote berg. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026063.mp3
|
فَأَوْحَيْنَا إِلَى مُوسَى أَنِ اضْرِب بِّعَصَاكَ الْبَحْرَ فَانفَلَقَ فَكَانَ كُلُّ فِرْقٍ كَالطَّوْدِ الْعَظِيمِ |
| 64 |
En wij lieten de anderen naderen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026064.mp3
|
وَأَزْلَفْنَا ثَمَّ الْآخَرِينَ |
| 65 |
En wij bevrijdden Mozes en allen die met hem waren. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026065.mp3
|
وَأَنجَيْنَا مُوسَى وَمَن مَّعَهُ أَجْمَعِينَ |
| 66 |
Daarna verdronken wij de anderen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026066.mp3
|
ثُمَّ أَغْرَقْنَا الْآخَرِينَ |
| 67 |
Waarlijk daarin was een teeken; maar het grootste aantal hunner geloofden niet. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026067.mp3
|
إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ |
| 68 |
Waarlijk, uw Heer is de machtige en de barmhartige. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026068.mp3
|
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ |
| 69 |
En herinner hun de geschiedenis van Abraham. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026069.mp3
|
وَاتْلُ عَلَيْهِمْ نَبَأَ إِبْرَاهِيمَ |
| 70 |
Toen hij tot zijnen vader en zijn volk zeide: Wat aanbidt gij? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026070.mp3
|
إِذْ قَالَ لِأَبِيهِ وَقَوْمِهِ مَا تَعْبُدُونَ |
| 71 |
Zij antwoordden: Wij aanbidden afgoden, en wij dienen deze alle dagen met standvastigheid. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026071.mp3
|
قَالُوا نَعْبُدُ أَصْنَامًا فَنَظَلُّ لَهَا عَاكِفِينَ |
| 72 |
Abraham zeide: Hooren zij u als gij hen aanroept? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026072.mp3
|
قَالَ هَلْ يَسْمَعُونَكُمْ إِذْ تَدْعُونَ |
| 73 |
Of bevoordeelen, noch deren zij u? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026073.mp3
|
أَوْ يَنفَعُونَكُمْ أَوْ يَضُرُّونَ |
| 74 |
Zij antwoordden: Neen; maar wij zagen dat onze vaderen hetzelfde deden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026074.mp3
|
قَالُوا بَلْ وَجَدْنَا آبَاءنَا كَذَلِكَ يَفْعَلُونَ |
| 75 |
Hij zeide: Wat denkt gij: De goden die gij aanbidt. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026075.mp3
|
قَالَ أَفَرَأَيْتُم مَّا كُنتُمْ تَعْبُدُونَ |
| 76 |
En welke door uwe voorvaderen werden aangebeden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026076.mp3
|
أَنتُمْ وَآبَاؤُكُمُ الْأَقْدَمُونَ |
| 77 |
Zijn mijne vijanden, behalve slechts de Heer van alle schepselen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026077.mp3
|
فَإِنَّهُمْ عَدُوٌّ لِّي إِلَّا رَبَّ الْعَالَمِينَ |
| 78 |
Die mij heeft geschapen en mij op den rechten weg leidt. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026078.mp3
|
الَّذِي خَلَقَنِي فَهُوَ يَهْدِينِ |
| 79 |
En die mij geeft te eten en te drinken; |
/content/ayah/audio/hudhaify/026079.mp3
|
وَالَّذِي هُوَ يُطْعِمُنِي وَيَسْقِينِ |
| 80 |
En die mij geneest als ik ziek ben; |
/content/ayah/audio/hudhaify/026080.mp3
|
وَإِذَا مَرِضْتُ فَهُوَ يَشْفِينِ |
| 81 |
En die mij zal doen sterven en mij daarna tot het leven zal terugbrengen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026081.mp3
|
وَالَّذِي يُمِيتُنِي ثُمَّ يُحْيِينِ |
| 82 |
En die, naar ik hoop, mij mijne zonden op den dag des oordeels zal vergeven. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026082.mp3
|
وَالَّذِي أَطْمَعُ أَن يَغْفِرَ لِي خَطِيئَتِي يَوْمَ الدِّينِ |
| 83 |
O Heer! verleen mij wijsheid en vereenig mij met de rechtvaardigen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026083.mp3
|
رَبِّ هَبْ لِي حُكْمًا وَأَلْحِقْنِي بِالصَّالِحِينَ |
| 84 |
En geef, dat nog de laatste nakomelingschap met eer van mij spreke; |
/content/ayah/audio/hudhaify/026084.mp3
|
وَاجْعَل لِّي لِسَانَ صِدْقٍ فِي الْآخِرِينَ |
| 85 |
En maak mij tot een erfgenaam van den tuin der heerlijkheid; |
/content/ayah/audio/hudhaify/026085.mp3
|
وَاجْعَلْنِي مِن وَرَثَةِ جَنَّةِ النَّعِيمِ |
| 86 |
En vergeef mijn vader die tot de afdwalenden heeft behoord. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026086.mp3
|
وَاغْفِرْ لِأَبِي إِنَّهُ كَانَ مِنَ الضَّالِّينَ |
| 87 |
En bedek mij niet met schande op den dag der opstanding; |
/content/ayah/audio/hudhaify/026087.mp3
|
وَلَا تُخْزِنِي يَوْمَ يُبْعَثُونَ |
| 88 |
Op den dag, waarop noch rijkdommen, noch kinderen van eenig voordeel zullen kunnen zijn. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026088.mp3
|
يَوْمَ لَا يَنفَعُ مَالٌ وَلَا بَنُونَ |
| 89 |
Behalve voor hem, die met een oprecht hart tot God zal komen; |
/content/ayah/audio/hudhaify/026089.mp3
|
إِلَّا مَنْ أَتَى اللَّهَ بِقَلْبٍ سَلِيمٍ |
| 90 |
Als het paradijs voor het gezicht der vromen gebracht zal worden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026090.mp3
|
وَأُزْلِفَتِ الْجَنَّةُ لِلْمُتَّقِينَ |
| 91 |
En de hel geheel zal verschijnen voor hen die gedwaald zullen hebben; |
/content/ayah/audio/hudhaify/026091.mp3
|
وَبُرِّزَتِ الْجَحِيمُ لِلْغَاوِينَ |
| 92 |
En tot hen zal gezegd worden: Waar zijn uwe godheden, |
/content/ayah/audio/hudhaify/026092.mp3
|
وَقِيلَ لَهُمْ أَيْنَ مَا كُنتُمْ تَعْبُدُونَ |
| 93 |
Welke gij naast God dient? Zullen zij u van straf bevrijden, of zullen zij zich zelven bevrijden? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026093.mp3
|
مِن دُونِ اللَّهِ هَلْ يَنصُرُونَكُمْ أَوْ يَنتَصِرُونَ |
| 94 |
En zij zullen in de hel geworpen worden; zoowel zij, als diegenen, welke tot hunne aanbidding werden verleid, |
/content/ayah/audio/hudhaify/026094.mp3
|
فَكُبْكِبُوا فِيهَا هُمْ وَالْغَاوُونَ |
| 95 |
En het geheele heir van Eblis. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026095.mp3
|
وَجُنُودُ إِبْلِيسَ أَجْمَعُونَ |
| 96 |
De verleiden zullen daar met hunne valsche goden twisten, zeggende: |
/content/ayah/audio/hudhaify/026096.mp3
|
قَالُوا وَهُمْ فِيهَا يَخْتَصِمُونَ |
| 97 |
Bij God, wij verkeerden in eene duidelijke dwaling. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026097.mp3
|
تَاللَّهِ إِن كُنَّا لَفِي ضَلَالٍ مُّبِينٍ |
| 98 |
Toen wij u met den Heer van alle schepselen gelijk stelden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026098.mp3
|
إِذْ نُسَوِّيكُم بِرَبِّ الْعَالَمِينَ |
| 99 |
De zondaren alleen hebben ons verleid. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026099.mp3
|
وَمَا أَضَلَّنَا إِلَّا الْمُجْرِمُونَ |
| 100 |
Thans hebben wij geene tusschentreders. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026100.mp3
|
فَمَا لَنَا مِن شَافِعِينَ |
| 101 |
Noch eenigen vriend die voor ons zorgt. i |
/content/ayah/audio/hudhaify/026101.mp3
|
وَلَا صَدِيقٍ حَمِيمٍ |
| 102 |
Indien het ons veroorloofd ware, nog slechts eenmaal in de wereld terug te keeren, zouden wij zekerlijk ware geloovigen worden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026102.mp3
|
فَلَوْ أَنَّ لَنَا كَرَّةً فَنَكُونَ مِنَ الْمُؤْمِنِينَ |
| 103 |
Waarlijk, hierin was een teeken; maar het grootste gedeelte hunner gelooven niet. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026103.mp3
|
إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ |
| 104 |
Uw Heer is de machtige, de barmhartige. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026104.mp3
|
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ |
| 105 |
Het volk van Noach beschuldigde Gods zendingen van bedrog. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026105.mp3
|
كَذَّبَتْ قَوْمُ نُوحٍ الْمُرْسَلِينَ |
| 106 |
Toen hun broeder Noach tot hen zeide: Wilt gij God niet vreezen? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026106.mp3
|
إِذْ قَالَ لَهُمْ أَخُوهُمْ نُوحٌ أَلَا تَتَّقُونَ |
| 107 |
Waarlijk, ik ben een geloofbare boodschapper voor u. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026107.mp3
|
إِنِّي لَكُمْ رَسُولٌ أَمِينٌ |
| 108 |
Vreest dus God en gehoorzaamt mij. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026108.mp3
|
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ |
| 109 |
Ik vraag geene belooning van u voor mijne prediking tot u; ik verwacht mijne belooning slechts van den Heer van alle schepselen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026109.mp3
|
وَمَا أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ مِنْ أَجْرٍ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَى رَبِّ الْعَالَمِينَ |
| 110 |
Vreest dus God en gehoorzaamt mij. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026110.mp3
|
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ |
| 111 |
Zij antwoorden: Zullen wij u gelooven, die alleen door de laagsten uit het volk gevolgd wordt? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026111.mp3
|
قَالُوا أَنُؤْمِنُ لَكَ وَاتَّبَعَكَ الْأَرْذَلُونَ |
| 112 |
Noach zeide: Ik heb geene kennis van hetgeen zij deden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026112.mp3
|
قَالَ وَمَا عِلْمِي بِمَا كَانُوا يَعْمَلُونَ |
| 113 |
Zij zijn mijn Heer alleen rekenschap verschuldigd; begreept gij dit slechts! |
/content/ayah/audio/hudhaify/026113.mp3
|
إِنْ حِسَابُهُمْ إِلَّا عَلَى رَبِّي لَوْ تَشْعُرُونَ |
| 114 |
Daarom zal ik de geloovigen niet verdrijven. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026114.mp3
|
وَمَا أَنَا بِطَارِدِ الْمُؤْمِنِينَ |
| 115 |
Ik ben slechts een openbaar prediker. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026115.mp3
|
إِنْ أَنَا إِلَّا نَذِيرٌ مُّبِينٌ |
| 116 |
Zij hernamen: Zekerlijk, o Noach! indien gij niet ophoudt op deze wijze te handelen zult gij gesteenigd worden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026116.mp3
|
قَالُوا لَئِن لَّمْ تَنتَهِ يَا نُوحُ لَتَكُونَنَّ مِنَ الْمَرْجُومِينَ |
| 117 |
Hij zeide: O Heer! waarlijk, mijn volk houdt mij voor een leugenaar. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026117.mp3
|
قَالَ رَبِّ إِنَّ قَوْمِي كَذَّبُونِ |
| 118 |
Richt dus in het openbaar tusschen mij en hen, en bevrijd mij en de ware geloovigen, die met mij zijn, |
/content/ayah/audio/hudhaify/026118.mp3
|
فَافْتَحْ بَيْنِي وَبَيْنَهُمْ فَتْحًا وَنَجِّنِي وَمَن مَّعِي مِنَ الْمُؤْمِنِينَ |
| 119 |
Daarom bevrijdden wij hem, en degenen, die met hem waren in de ark, met menschen en dieren gevuld. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026119.mp3
|
فَأَنجَيْنَاهُ وَمَن مَّعَهُ فِي الْفُلْكِ الْمَشْحُونِ |
| 120 |
En daarom verdronken wij de overigen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026120.mp3
|
ثُمَّ أَغْرَقْنَا بَعْدُ الْبَاقِينَ |
| 121 |
Waarlijk, hierin was een teeken; maar het grootste deel hunner geloofde niet. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026121.mp3
|
إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ |
| 122 |
Uw Heer is de machtige, de barmhartige, |
/content/ayah/audio/hudhaify/026122.mp3
|
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ |
| 123 |
De stam van Ad beschuldigde Gods boodschapper van logen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026123.mp3
|
كَذَّبَتْ عَادٌ الْمُرْسَلِينَ |
| 124 |
Toen hun broeder Hud tot hen zeide: Wilt gij God niet vreezen? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026124.mp3
|
إِذْ قَالَ لَهُمْ أَخُوهُمْ هُودٌ أَلَا تَتَّقُونَ |
| 125 |
Waarlijk, ik ben een geloofbaar boodschapper tot u. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026125.mp3
|
إِنِّي لَكُمْ رَسُولٌ أَمِينٌ |
| 126 |
Vreest dus God en gehoorzaamt mij. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026126.mp3
|
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ |
| 127 |
[ik vraag van u geenerlei belooning voor mijne prediking tot u; ik verwacht mijne belooning slechts van den Heer van alle schepselen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026127.mp3
|
وَمَا أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ مِنْ أَجْرٍ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَى رَبِّ الْعَالَمِينَ |
| 128 |
Bouwt gij een scheidspaal op iedere hoog gelegen plaats, om u te vermaken? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026128.mp3
|
أَتَبْنُونَ بِكُلِّ رِيعٍ آيَةً تَعْبَثُونَ |
| 129 |
En richt gij prachtige werken op, in de hoop die eeuwig te bezitten? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026129.mp3
|
وَتَتَّخِذُونَ مَصَانِعَ لَعَلَّكُمْ تَخْلُدُونَ |
| 130 |
En als gij uwe macht uitoefent, oefent gij die met onbarmhartigheid en gestrengheid uit. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026130.mp3
|
وَإِذَا بَطَشْتُم بَطَشْتُمْ جَبَّارِينَ |
| 131 |
Vreest God, door deze dingen te verlaten en gelooft mij]. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026131.mp3
|
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ |
| 132 |
En vreest hem, die u datgene heeft geschonken, wat gij kent. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026132.mp3
|
وَاتَّقُوا الَّذِي أَمَدَّكُم بِمَا تَعْلَمُونَ |
| 133 |
Hij heeft u vee geschonken en kinderen; |
/content/ayah/audio/hudhaify/026133.mp3
|
أَمَدَّكُم بِأَنْعَامٍ وَبَنِينَ |
| 134 |
En tuinen en fonteinen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026134.mp3
|
وَجَنَّاتٍ وَعُيُونٍ |
| 135 |
Waarlijk, ik vrees voor u de straf van een gestrengen dag. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026135.mp3
|
إِنِّي أَخَافُ عَلَيْكُمْ عَذَابَ يَوْمٍ عَظِيمٍ |
| 136 |
Zij antwoordden: Het is ons gelijk, of gij ons al dan niet vermaant. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026136.mp3
|
قَالُوا سَوَاء عَلَيْنَا أَوَعَظْتَ أَمْ لَمْ تَكُن مِّنَ الْوَاعِظِينَ |
| 137 |
Wat gij ons predikt is slechts een verzinsel der ouden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026137.mp3
|
إِنْ هَذَا إِلَّا خُلُقُ الْأَوَّلِينَ |
| 138 |
Nimmer zullen wij gestraft worden voor hetgeen wij hebben gedaan. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026138.mp3
|
وَمَا نَحْنُ بِمُعَذَّبِينَ |
| 139 |
En zij beschuldigden hem van bedrog, en daarom verdelgden wij hen. Waarlijk, hierin was een teeken; maar het grootste deel hunner geloofde niet. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026139.mp3
|
فَكَذَّبُوهُ فَأَهْلَكْنَاهُمْ إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ |
| 140 |
Uw Heer is de machtige, de barmhartige. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026140.mp3
|
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ |
| 141 |
De stam van Thamoed beschuldigde Gods gezanten eveneens van leugen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026141.mp3
|
كَذَّبَتْ ثَمُودُ الْمُرْسَلِينَ |
| 142 |
Toen hun broeder Saleh tot hen zeide: Wilt gij God niet vreezen? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026142.mp3
|
إِذْ قَالَ لَهُمْ أَخُوهُمْ صَالِحٌ أَلَا تَتَّقُونَ |
| 143 |
Waarlijk, ik ben een geloovig boodschapper voor u. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026143.mp3
|
إِنِّي لَكُمْ رَسُولٌ أَمِينٌ |
| 144 |
Vreest dus God en gehoorzaamt mij. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026144.mp3
|
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ |
| 145 |
Ik vraag geene belooning van u, voor mijne prediking tot u: ik verwacht mijne belooning van niemand anders dan van den Heer van alle schepselen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026145.mp3
|
وَمَا أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ مِنْ أَجْرٍ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَى رَبِّ الْعَالَمِينَ |
| 146 |
Zult gij altijd in het zekere bezit blijven van de dingen die hier zijn, |
/content/ayah/audio/hudhaify/026146.mp3
|
أَتُتْرَكُونَ فِي مَا هَاهُنَا آمِنِينَ |
| 147 |
Waaronder tuinen en fonteinen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026147.mp3
|
فِي جَنَّاتٍ وَعُيُونٍ |
| 148 |
En korenvelden en palmboomen, wier takken met bloemen zijn beladen? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026148.mp3
|
وَزُرُوعٍ وَنَخْلٍ طَلْعُهَا هَضِيمٌ |
| 149 |
En wilt gij voortgaan, u woningen uit de bergen te houwen, terwijl gij u onbeschaamd gedraagt? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026149.mp3
|
وَتَنْحِتُونَ مِنَ الْجِبَالِ بُيُوتًا فَارِهِينَ |
| 150 |
Vreest God en gehoorzaamt mij. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026150.mp3
|
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ |
| 151 |
En gehoorzaamt niet het bevel der zondaren. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026151.mp3
|
وَلَا تُطِيعُوا أَمْرَ الْمُسْرِفِينَ |
| 152 |
Die snood op aarde handelen, en die zich niet verbeteren. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026152.mp3
|
الَّذِينَ يُفْسِدُونَ فِي الْأَرْضِ وَلَا يُصْلِحُونَ |
| 153 |
Zij antwoordden: Waarlijk, gij zijt bezeten. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026153.mp3
|
قَالُوا إِنَّمَا أَنتَ مِنَ الْمُسَحَّرِينَ |
| 154 |
Gij zijt slechts een mensch gelijk wij; toon ons een teeken indien gij de waarheid spreekt. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026154.mp3
|
مَا أَنتَ إِلَّا بَشَرٌ مِّثْلُنَا فَأْتِ بِآيَةٍ إِن كُنتَ مِنَ الصَّادِقِينَ |
| 155 |
Saleh zeide: Deze wijfjes-kameel zal u een teeken zijn, zij zal haar deel water hebben en gij zult beurtelings uw deel water hebben op een zekeren, voor u bepaalden dag. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026155.mp3
|
قَالَ هَذِهِ نَاقَةٌ لَّهَا شِرْبٌ وَلَكُمْ شِرْبُ يَوْمٍ مَّعْلُومٍ |
| 156 |
En deer haar niet, opdat u de straf van een vreeselijken dag niet worde opgelegd. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026156.mp3
|
وَلَا تَمَسُّوهَا بِسُوءٍ فَيَأْخُذَكُمْ عَذَابُ يَوْمٍ عَظِيمٍ |
| 157 |
Maar zij doodden haar en berouwden hunne boosheid. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026157.mp3
|
فَعَقَرُوهَا فَأَصْبَحُوا نَادِمِينَ |
| 158 |
Want de straf, waarmede zij bedreigd waren geworden, overviel hen. Waarlijk, hierin was een teeken; maar het grootste deel van hen geloofde niet. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026158.mp3
|
فَأَخَذَهُمُ الْعَذَابُ إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ |
| 159 |
Uw Heer is de machtige, de genadige. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026159.mp3
|
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ |
| 160 |
Het volk van Lot beschuldigde Gods boodschappers eveneens van bedrog. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026160.mp3
|
كَذَّبَتْ قَوْمُ لُوطٍ الْمُرْسَلِينَ |
| 161 |
Toen hun broeder Lot tot hen zeide: Wilt gij God niet vreezen? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026161.mp3
|
إِذْ قَالَ لَهُمْ أَخُوهُمْ لُوطٌ أَلَا تَتَّقُونَ |
| 162 |
Waarlijk, ik ben een geloofbaar boodschapper tot u. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026162.mp3
|
إِنِّي لَكُمْ رَسُولٌ أَمِينٌ |
| 163 |
Vreest dus God en gehoorzaamt mij. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026163.mp3
|
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ |
| 164 |
Ik vraag geene belooning van u, voor mijne prediking: Ik verwacht mijne belooning van geen ander dan van den Heer van alle schepselen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026164.mp3
|
وَمَا أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ مِنْ أَجْرٍ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَى رَبِّ الْعَالَمِينَ |
| 165 |
Nadert gij de mannelijke wezens onder de menschen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026165.mp3
|
أَتَأْتُونَ الذُّكْرَانَ مِنَ الْعَالَمِينَ |
| 166 |
En verlaat gij uwe vrouwen, die uw Heer voor u heeft geschapen. Waarlijk, gij zijt zondaren. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026166.mp3
|
وَتَذَرُونَ مَا خَلَقَ لَكُمْ رَبُّكُمْ مِنْ أَزْوَاجِكُم بَلْ أَنتُمْ قَوْمٌ عَادُونَ |
| 167 |
Zij zeiden: Indien gij zoo voortgaat, o Lot! zult gij zekerlijk uit onze stad worden verdreven. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026167.mp3
|
قَالُوا لَئِن لَّمْ تَنتَهِ يَا لُوطُ لَتَكُونَنَّ مِنَ الْمُخْرَجِينَ |
| 168 |
Hij zeide: Waarlijk, ik behoor tot hen, die uwe daden verfoeien. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026168.mp3
|
قَالَ إِنِّي لِعَمَلِكُم مِّنَ الْقَالِينَ |
| 169 |
O Heer! bevrijd mij en mijn gezin van hetgeen zij bedrijven. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026169.mp3
|
رَبِّ نَجِّنِي وَأَهْلِي مِمَّا يَعْمَلُونَ |
| 170 |
Daarom bevrijdden wij hem en zijn geheel gezin. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026170.mp3
|
فَنَجَّيْنَاهُ وَأَهْلَهُ أَجْمَعِينَ |
| 171 |
Behalve eene oude vrouw, zijnde zijne vrouw, die omkwam met hen die achtergebleven waren. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026171.mp3
|
إِلَّا عَجُوزًا فِي الْغَابِرِينَ |
| 172 |
Daarna verdelgden wij de overigen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026172.mp3
|
ثُمَّ دَمَّرْنَا الْآخَرِينَ |
| 173 |
En wij deden eene bui van steenen op hen nederregenen, en vreeselijk was de regenbui die op degenen nederviel, welke te vergeefs waren gewaarschuwd. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026173.mp3
|
وَأَمْطَرْنَا عَلَيْهِم مَّطَرًا فَسَاء مَطَرُ الْمُنذَرِينَ |
| 174 |
Waarlijk, hierin was een teeken; maar het grootste deel hunner geloofde niet. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026174.mp3
|
إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ |
| 175 |
Uw Heer is de machtige, de genadige. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026175.mp3
|
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ |
| 176 |
Ook de bewoners van het woud beschuldigden Gods gezanten van bedrog. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026176.mp3
|
كَذَّبَ أَصْحَابُ الْأَيْكَةِ الْمُرْسَلِينَ |
| 177 |
Toen Shoaib tot hen zeide: Wilt gij God niet vreezen? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026177.mp3
|
إِذْ قَالَ لَهُمْ شُعَيْبٌ أَلَا تَتَّقُونَ |
| 178 |
Waarlijk ik ben een geloovig boodschapper voor u. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026178.mp3
|
إِنِّي لَكُمْ رَسُولٌ أَمِينٌ |
| 179 |
Vreest dus God en gehoorzaamt mij. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026179.mp3
|
فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ |
| 180 |
Ik vraag geene belooning van u, voor mijne prediking; ik verwacht mijne belooning van niemand anders dan van den Heer van alle schepselen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026180.mp3
|
وَمَا أَسْأَلُكُمْ عَلَيْهِ مِنْ أَجْرٍ إِنْ أَجْرِيَ إِلَّا عَلَى رَبِّ الْعَالَمِينَ |
| 181 |
Geeft juist gewicht en weest geene bedriegers. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026181.mp3
|
أَوْفُوا الْكَيْلَ وَلَا تَكُونُوا مِنَ الْمُخْسِرِينَ |
| 182 |
En weegt met een gelijke weegschaal. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026182.mp3
|
وَزِنُوا بِالْقِسْطَاسِ الْمُسْتَقِيمِ |
| 183 |
En vermindert niet wat den menschen toekomt; bedrijft geen geweld op aarde; en handelt niet slecht. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026183.mp3
|
وَلَا تَبْخَسُوا النَّاسَ أَشْيَاءهُمْ وَلَا تَعْثَوْا فِي الْأَرْضِ مُفْسِدِينَ |
| 184 |
En vreest hem die u en de vroegere geslachten heeft geschapen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026184.mp3
|
وَاتَّقُوا الَّذِي خَلَقَكُمْ وَالْجِبِلَّةَ الْأَوَّلِينَ |
| 185 |
Zij antwoordden: Waarlijk gij zijt bezeten. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026185.mp3
|
قَالُوا إِنَّمَا أَنتَ مِنَ الْمُسَحَّرِينَ |
| 186 |
Gij zijt niets meer dan een mensch gelijk wij en waarlijk, wij houden u voor een leugenaar. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026186.mp3
|
وَمَا أَنتَ إِلَّا بَشَرٌ مِّثْلُنَا وَإِن نَّظُنُّكَ لَمِنَ الْكَاذِبِينَ |
| 187 |
Doe thans een deel van den hemel op ons nedervallen, indien gij de Waarheid spreekt. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026187.mp3
|
فَأَسْقِطْ عَلَيْنَا كِسَفًا مِّنَ السَّمَاء إِن كُنتَ مِنَ الصَّادِقِينَ |
| 188 |
Shoaib zeide. Mijn Heer weet het beste wat gij doet. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026188.mp3
|
قَالَ رَبِّي أَعْلَمُ بِمَا تَعْمَلُونَ |
| 189 |
En zij beschuldigden hen van bedrog; daarom overviel hen de straf van den dag der schaduwgevende wolk, en dit was de straf van den vreeselijken dag. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026189.mp3
|
فَكَذَّبُوهُ فَأَخَذَهُمْ عَذَابُ يَوْمِ الظُّلَّةِ إِنَّهُ كَانَ عَذَابَ يَوْمٍ عَظِيمٍ |
| 190 |
Waarlijk, hierin was een teeken; maar het grootste deel hunner geloofde niet. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026190.mp3
|
إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً وَمَا كَانَ أَكْثَرُهُم مُّؤْمِنِينَ |
| 191 |
Uw Heer is de machtige, de barmhartige. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026191.mp3
|
وَإِنَّ رَبَّكَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الرَّحِيمُ |
| 192 |
Dit boek is zekerlijk eene openbaring van den Heer van alle schepselen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026192.mp3
|
وَإِنَّهُ لَتَنزِيلُ رَبِّ الْعَالَمِينَ |
| 193 |
Welke de getrouwe geest op uw hart heeft doen nederdalen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026193.mp3
|
نَزَلَ بِهِ الرُّوحُ الْأَمِينُ |
| 194 |
Opdat gij een prediker voor uw volk zoudt zijn, |
/content/ayah/audio/hudhaify/026194.mp3
|
عَلَى قَلْبِكَ لِتَكُونَ مِنَ الْمُنذِرِينَ |
| 195 |
In de duidelijke Arabische taal. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026195.mp3
|
بِلِسَانٍ عَرَبِيٍّ مُّبِينٍ |
| 196 |
Waarvan de getuigenis door de schriften van vroegere tijden wordt geleverd. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026196.mp3
|
وَإِنَّهُ لَفِي زُبُرِ الْأَوَّلِينَ |
| 197 |
Was het geen teeken voor hen, dat de wijze mannen onder de kinderen Israëls die kenden? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026197.mp3
|
أَوَلَمْ يَكُن لَّهُمْ آيَةً أَن يَعْلَمَهُ عُلَمَاء بَنِي إِسْرَائِيلَ |
| 198 |
Hadden wij het aan een der vreemdelingen geopenbaard. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026198.mp3
|
وَلَوْ نَزَّلْنَاهُ عَلَى بَعْضِ الْأَعْجَمِينَ |
| 199 |
En hij zou het hun hebben voorgelezen, dan zouden zij daaraan niet hebben willen gelooven. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026199.mp3
|
فَقَرَأَهُ عَلَيْهِم مَّا كَانُوا بِهِ مُؤْمِنِينَ |
| 200 |
Zoo deden wij hardnekkig ongeloof in de harten der zondaren binnentreden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026200.mp3
|
كَذَلِكَ سَلَكْنَاهُ فِي قُلُوبِ الْمُجْرِمِينَ |
| 201 |
Zij zullen daarin niet gelooven, dan nadat zij eene pijnlijke straf hebben gezien. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026201.mp3
|
لَا يُؤْمِنُونَ بِهِ حَتَّى يَرَوُا الْعَذَابَ الْأَلِيمَ |
| 202 |
Deze zal plotseling over hen komen, en zij zullen deze niet voorzien. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026202.mp3
|
فَيَأْتِيَهُم بَغْتَةً وَهُمْ لَا يَشْعُرُونَ |
| 203 |
En zij zullen zeggen: zal ons uitstel worden verleend? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026203.mp3
|
فَيَقُولُوا هَلْ نَحْنُ مُنظَرُونَ |
| 204 |
Verlangen zij dus dat onze straf zal worden verhaast? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026204.mp3
|
أَفَبِعَذَابِنَا يَسْتَعْجِلُونَ |
| 205 |
Wat denkt gij? Indien wij hun toestaan het voordeel van dit leven voor vele jaren te genieten. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026205.mp3
|
أَفَرَأَيْتَ إِن مَّتَّعْنَاهُمْ سِنِينَ |
| 206 |
En datgene, waarmede zij bedreigd werden, later over hen komt. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026206.mp3
|
ثُمَّ جَاءهُم مَّا كَانُوا يُوعَدُونَ |
| 207 |
Wat zal het hen van voordeel zijn, wat zij hebben genoten? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026207.mp3
|
مَا أَغْنَى عَنْهُم مَّا كَانُوا يُمَتَّعُونَ |
| 208 |
Wij hebben geene stad verwoest, dan nadat er vooraf gezanten waren heengezonden. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026208.mp3
|
وَمَا أَهْلَكْنَا مِن قَرْيَةٍ إِلَّا لَهَا مُنذِرُونَ |
| 209 |
Ten einde de bewoners daarvan te waarschuwen, ook behandelden wij hen niet onrechtvaardig. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026209.mp3
|
ذِكْرَى وَمَا كُنَّا ظَالِمِينَ |
| 210 |
De duivelen daalden niet neder met den Koran, zooals de ongeloovigen voorgeven; |
/content/ayah/audio/hudhaify/026210.mp3
|
وَمَا تَنَزَّلَتْ بِهِ الشَّيَاطِينُ |
| 211 |
Dat komt niet overeen met hun doel; ook zijn zij niet in staat zulk een boek voort te brengen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026211.mp3
|
وَمَا يَنبَغِي لَهُمْ وَمَا يَسْتَطِيعُونَ |
| 212 |
Want zij zijn er ver van verwijderd, het gesprek der engelen in den hemel te hooren. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026212.mp3
|
إِنَّهُمْ عَنِ السَّمْعِ لَمَعْزُولُونَ |
| 213 |
Roep geen anderen god met den waren God aan, opdat gij niet tot een van hen wordet, die ter straffe zijn gedoemd. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026213.mp3
|
فَلَا تَدْعُ مَعَ اللَّهِ إِلَهًا آخَرَ فَتَكُونَ مِنَ الْمُعَذَّبِينَ |
| 214 |
En vermaan uwe naaste betrekkingen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026214.mp3
|
وَأَنذِرْ عَشِيرَتَكَ الْأَقْرَبِينَ |
| 215 |
En gedraag u met zachtmoedigheid omtrent de ware geloovigen die u volgen. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026215.mp3
|
وَاخْفِضْ جَنَاحَكَ لِمَنِ اتَّبَعَكَ مِنَ الْمُؤْمِنِينَ |
| 216 |
En indien zij ongehoorzaam omtrent u zijn, zeg dan: Waarlijk ik ben zuiver van hetgeen gij doet. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026216.mp3
|
فَإِنْ عَصَوْكَ فَقُلْ إِنِّي بَرِيءٌ مِّمَّا تَعْمَلُونَ |
| 217 |
En vertrouw in den machtigsten, den barmhartigsten God. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026217.mp3
|
وَتَوَكَّلْ عَلَى الْعَزِيزِ الرَّحِيمِ |
| 218 |
Die u ziet als gij opstaat, |
/content/ayah/audio/hudhaify/026218.mp3
|
الَّذِي يَرَاكَ حِينَ تَقُومُ |
| 219 |
En uw gedrag onder hen die aanbidden; |
/content/ayah/audio/hudhaify/026219.mp3
|
وَتَقَلُّبَكَ فِي السَّاجِدِينَ |
| 220 |
Want hij ziet en hoort alles. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026220.mp3
|
إِنَّهُ هُوَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ |
| 221 |
Zal ik u verklaren op wie de duivelen nederdalen? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026221.mp3
|
هَلْ أُنَبِّئُكُمْ عَلَى مَن تَنَزَّلُ الشَّيَاطِينُ |
| 222 |
Zij dalen neder op iederen leugenachtigen en zondigen persoon. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026222.mp3
|
تَنَزَّلُ عَلَى كُلِّ أَفَّاكٍ أَثِيمٍ |
| 223 |
Zij leeren wat gehoord is geworden, maar het grootste deel hunner zijn leugenaars. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026223.mp3
|
يُلْقُونَ السَّمْعَ وَأَكْثَرُهُمْ كَاذِبُونَ |
| 224 |
En zij die dwalen, volgen de stappen der dichters. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026224.mp3
|
وَالشُّعَرَاء يَتَّبِعُهُمُ الْغَاوُونَ |
| 225 |
Ziet gij niet dat zij, als van hunne zinnen beroofd, door iedere vallei wandelen? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026225.mp3
|
أَلَمْ تَرَ أَنَّهُمْ فِي كُلِّ وَادٍ يَهِيمُونَ |
| 226 |
En dat zij zeggen, wat zij niet doen? |
/content/ayah/audio/hudhaify/026226.mp3
|
وَأَنَّهُمْ يَقُولُونَ مَا لَا يَفْعَلُونَ |
| 227 |
Behalve zij die gelooven en goede werken doen en God dikwijls herdenken. En die zich zelven verdedigen, nadat zij onrechtvaardig zijn behandeld geworden; terwijl zij die onrechtvaardig handelen, hierna zullen weten, welke handeling zij te wachten hebben. |
/content/ayah/audio/hudhaify/026227.mp3
|
إِلَّا الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ وَذَكَرُوا اللَّهَ كَثِيراً وَانتَصَرُوا مِن بَعْدِ مَا ظُلِمُوا وَسَيَعْلَمُ الَّذِينَ ظَلَمُوا أَيَّ مُنقَلَبٍ يَنقَلِبُونَ |